Orgel van de Gereformeerde kerkZondag 1e advent 30 november 2008 te Heusden, gezamenlijke dienst van Lutheranen en Gereformeerden in de Gereformeerde kerk. Gasthuisstraat 3 5256 AS Heusden om 10 uur. Organist: Henk Biesheuvel. 

Voorganger: G.A. Voerman - van Haselen - Utrecht.

Voorbereiding      (Paaskaars brandt al bij aanvang van de dienst)

Orgelspel

Introïtus

Binnenkomst ambtsdragers

Moment van Stilte

Mededelingen en welkom. Dit eindigt met:
Na het aansteken van de altaarkaarsen zingen wij Wachters van de tijd. Tussentijds 132
De kaarsen worden aangestoken en de voorganger krijgt een hand.

Gemeente gaat staan

Introïtuslied 453

Voorg.: Wij zijn samengekomen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest
Gem.: Amen

Voorg.: Genade zij u en Vrede van God onze Vader
         en van Jezus Christus onze Heer.
Gem.: Amen

Bemoediging:
Voorg.: Onze Hulp is in de naam van de Heer
Gem.: Die Hemel en aarde gemaakt heeft”
Gemeente gaat zitten

Gebed van toenadering
Voorg.: Almachtige God,voor U liggen alle harten open, alle verlangens zijn U bekend en geen geheim is voor U verborgen.
Gebedsstilte
Zuiver de overleggingen van ons hart door de ingeving van Uw heilige Geest, zodat wij U van harte liefhebben en grootmaken Uw heilige Naam!
Gem.: Amen

Ontferming en Genadeverkondiging
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!   

Kyriëgebed:
        
Voorg.:  Laten wij de Heer om ontferming aanroepen voor de nood van de wereld.

Goede God, de wereld is groot en donker aan het worden. Voor velen is er geen vreugde meer te beleven.
Warmte en veiligheid ontbreken. Voedsel en vrede zijn woorden van verre. Terwijl wij het hier in overmaat als uit Uw milde hand ontvangen. Dat maakt het moeilijk.
We horen van oorlogen en moordpartijen, van scheidingen en pesterijen, wij dragen het mee op onze ziel. Wij leggen het hier voor U neer. Ontferm U, Heer!


K
yrië: 367e

De Tien Woorden.
Laten we horen hoe God wil dat wij ons ontfermen…
De tien levenswoorden:
God spreekt ons stuk voor stuk aan, en zegt: Ik ben de Aanwezige, jullie God
Ik bevrijd je van angst en knechting,
wees dan vrij, en laat je niet knechten door wat je verafgoodt aan bezit en idealen,
laat het genoeg zijn dat Ik er voor je ben.
Spreek over Mij met liefde en respect, gebruik Mijn Naam niet zonder nadenken, en niet voor je eigen doelen.
Ik gaf je een dag van vrijheid, houd die dan in ere!
Zes dagen ben je in dienst van jezelf en elkaar,
maar de zevende dag ben je vrij voor Mij.
Een dag van rust, voor jezelf, je gezin, je gasten en je land, je dieren en je knechten om op adem te komen,
om de Heer, je God te loven.
Eer je vader en je moeder, dan zul je het goed hebben en leven.
Sla niemand dood.
Heb respect voor relaties en neem niet wat je niet toekomt.
Zeg niet wat je niet kunt verantwoorden, spreek geen kwaad over je naaste,
gun hem of haar een goede reputatie, partner en gezin, huis en haard, ja, alles wat je naaste toebehoort.
Wees vrij van verlangens, maar heb Mij lief.


Dienst van het Woord

Laten wij bidden:

Heer onze God, Uw Woord is zozeer van levensbelang voor ons dat het in ons midden geboren wilde worden.
Wij horen er van op – wij zien er naar uit.
Open dan nu ons de oren en de ogen, de hersenen en het hart voor wat U met ons wilt delen.
Door Jezus Christus, onze Heer,
Gem.:         Amen.

Als er Kindernevendienst is, vertrekken de kinderen nu naar hun eigen ruimte. Ze nemen hun kaars mee, die wordt aangestoken aan de Paaskaars.

Lezing uit het Eerste Testament
Jesaja 64: 1 – 11
Gods volk is in ballingschap, en ziet uit naar de beloofde Messias, de verlosser, die hen zou helpen. Maar er gebeurt maar niets. Aan het eind van hoofdstuk 63 klagen ze:
19 Het is alsof u nooit over ons hebt geheerst,
alsof uw naam nooit over ons is uitgeroepen.
Scheurde u maar de hemel open om af te dalen!
De bergen zouden voor u beven.
Onze lezing gaat verder met dit gebed, dat zowel een aanklacht als een geloofsbelijdenis is. We lezen:
I Zoals vuur dorre twijgen in vlam zet,
zoals vuur water doet koken,
zo zou U uw vijanden Uw naam laten kennen
en alle volken voor u laten beven,

2 omdat U de geduchte daden doet
waarop wij niet durven hopen.
Als U toch zou afdalen!
De bergen zouden voor U beven.

3 Nog nooit is zoiets gehoord,
niet eerder zoiets vernomen.
Geen oog zag ooit een god buiten U,
die opkomt voor wie op Hem wacht.

4 U komt ieder tegemoet
die van harte rechtvaardig handelt,
die Uw weg gaat, met U voor ogen.
Maar nu bent U in toorn ontstoken,
omdat wij gezondigd hebben.
Hadden we maar de oude weg gevolgd,
dan zouden we worden gered.

5 Wij allen zijn onrein geworden,
onze gerechtigheid is als het kleed
van een menstruerende vrouw.
Wij allen zijn als verwelkte bladeren,
verwaaid op de wind van ons wangedrag.

6 Er is niemand die Uw naam aanroept,
die zich ertoe zet Uw hand te grijpen.
U hebt Uw gelaat voor ons verborgen,
U hebt ons moedeloos gemaakt
en ons overgeleverd aan ons eigen wangedrag.

7 Toch, HEER, bent U onze vader,
wij zijn de klei, door U gevormd,
wij zijn het werk van Uw handen.

8 Laat uw grote toorn toch varen, HEER,
houd onze schuld niet steeds in gedachten,
maar zie ons aan: wij zijn toch Uw volk?

9 Uw heilige plaatsen zijn een woestijn geworden:
Sion is een woestijn, Jeruzalem een woestenij.

10 Onze heilige, luisterrijke tempel,
waar onze voorouders U hebben vereerd,
is ten prooi gevallen aan het vuur,
en alles wat ons dierbaar was, is verwoest.

11 Laat dit alles U onbewogen, HEER?
Blijft U zwijgen en laat U ons zozeer lijden?

Tot hiertoe deze lezing, deze klacht van mensen die niet meer weten waar ze het zoeken moeten. Mensen, die heel het bestaan donker inzien. Toch weten ze waar ze met hun nood heen moeten. Er ís geen ander – en dat geldt net zo goed voor ons. Maar wij hebben voorkennis. Wij weten hoe het verder gaat. Dat het goed komt, met hen... en met ons. Daarom kunnen we zingen: psalm 67. We zingen het als een gebed.


Epistellezing,
1 Corinthe 1: 1 - 9
1 Van Paulus, apostel van Christus Jezus, geroepen door de wil van God, en van onze broeder Sostenes.
2 Aan de gemeente van God in Korinte, geheiligd door Christus Jezus, aan hen die zijn geroepen om Zijn heiligen te zijn, en aan allen die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen, waar dan ook, bij hen en bij ons.
3 Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.
4 Ik dank mijn God altijd voor u, omdat Hij u in Christus Jezus Zijn genade heeft geschonken.
5 Door Hem bent u in elk opzicht rijk geworden. Alles wat u zegt en al uw kennis
6 bewijst dat het getuigenis over Christus bij u verankerd is,
7 en hierdoor ontbreekt het u, terwijl u op de komst van onze Heer Jezus Christus wacht, aan geen enkele gave van de Geest.
8 Zij is het ook die u tot het einde toe de zekerheid geeft dat u geen blaam zal treffen op de dag van onze Heer Jezus Christus.
9 God, door Wie u geroepen bent om één te zijn met Zijn Zoon Jezus Christus, onze Heer, is trouw.
Gemeente gaat staan

Evangelielezing.
Marcus 13: 24 – 27
De Heer is in Zijn laatste dagen, en waarschuwt voor de verschrikkelijke dingen die een wereld zonder God te wachten staan. Hij houdt de leerlingen keer op keer voor dat ze waakzaam moeten zijn, en niet verslappen.
Dan gaat Hij verder en zegt:

24 Maar in de dagen na de verschrikkingen zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven,
25 de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen.
26 Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister.
27 Dan zal hij de engelen erop uitsturen om zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeen te brengen, van het uiteinde van de aarde tot het uiteinde van de hemel.
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!
Lied 339f

Gemeente gaat zitten

Ook als het huiveringwekkende woorden zijn, blijken Gods woorden altijd woorden van eeuwig leven te zijn, voor wie de boodschap horen wil, die daarin tot ons komt. Laten we daarom zingen: gezang 436:1, 2, 4


Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.

Lieve gemeente,
lieve medemensen, goede vrienden.

Als aan het eind van het kerkelijk jaar de kerk stilstaat bij allen die ons zijn ontvallen, zijn we in rouw.
En er is vaak geen groter leed dan dat om de naaste, die als onze naaste niet meer ervaren wordt.
Om de lege plek aan tafel, in de kerk, om het woord dat niet meer wordt gehoord, dat in elk geval niet meer beantwoord wordt.
Het is goed, dat we die zondag hebben geplaatst net voor het begin van de Advent, want in deze tijd, die vandaag begint, leven we vanuit het donker naar het licht toe. Naar Gods licht toe.
Het Paars van de Adventstijd wordt steeds lichter, terwijl het Paars van de Lijdenstijd steeds donkerder wordt, was U dat wel eens opgevallen?
Maar dat terzijde.
Donker is het wel in de lezingen van vandaag.
In elk geval beginnen Jesaja en Marcus heel donker.

In de situatie die Jesaja ons schetst, is de paniek voelbaar en hoorbaar, de mensen zitten in een diep, zwart gat van hun eigen maaksel, ze belijden het, maar ze kunnen er niet uit.
En Hij, die hun enige hoop is, lijkt zich er niets van aan te trekken.
Zo voelt het soms.
Calvijn wist daarvan.
En onze brave broeder Maarten heeft diepe dingen geschreven over God, die het dichtste bij is, als hij volkomen afwezig lijkt te zijn.
Het is niet God, die afwezig is, die Zich afkeert van ons, maar wij zijn het zelf, die het contact verbreken.
Vaak zonder dat te willen of te vermoeden.

Lazen we niet hoe het volk verzucht: U hebt ons moedeloos gemaakt? We kunnen er niets aan doen.
Ja, zo kan ‘ie wel: nu zal het ook nog Gods schuld zijn, als excuus, dat ze niet doorzetten, niet blijven kloppen op de deur van Zijn hart. Ze zijn te lamlendig om een hand uit te steken, om iets positiefs te doen.
Het moet allemaal van God komen.
Hij heeft ze gemaakt, dus het is Zijn schuld als ze onbeweeglijk blijven als een klomp klei waar verder niets mee gedaan is.
Dat getuigt niet bepaald van het verbroken en verbrijzelde hart dat God een aangenaam offer zou zijn.
Maar soms zijn mensen zo.
We denken al snel dat het voldoende is als we lauwtjes zeggen: sorrymijn schuld. Maar dan niet veranderen in ons doen en laten.
Daar zouden we zelf ook niet van onder de indruk zijn!
Als regeringsambtenaren zo handelen zeggen we: ze kléven aan het pluche, en dat vinden we maar niets.
Maar of we zélf altijd ons gedrag grondig aanpassen, als we ons er van bewust zijn dat we iets verkeerd hebben gedaan? Ik help het U hopen. Het is iets dat we onze kinderen in de opvoeding proberen bij te brengen, maar het is nuttig om onszelf van tijd tot tijd af te vragen, of wij zelf in ons doen en laten daar ook de lering uit trekken - en daar is de Adventstijd een goede periode voor.

We weten immers dat God Zich niet van Zijn genade-plan heeft laten afbrengen. Ja, Hij klaagt wel dat het een volk van niets is, maar Hij zal tóch genadig zijn en een keer brengen in het lot van hen die trouw bleven, en Hem nog steeds dienen.
Want zij die God van harte dienen, léven er ook naar, en dat maakt verschil.
Dat maakt een wezenlijk verschil.
We zijn immers geroepen om Gods heiligen te zijn!
Niet Gods heilige boontjes, maar mensen die aan God hun leven hebben toegewijd.
Zoals bij de doop, zoals bij de openbare belijdenis.
Of, heel extreem, als iemand intreedt in een klooster.
Heiligen zijn mensen die de Komst van onze Heer van harte en met overtuiging verwachten, en die daar hun leven op inrichten, zoals de gemeente in Corinthe, die leeft in de verwachting van onze Heer Jezus Christus, liever gister dan vandaag, en die zich door geen verschrikkingen laat afbrengen van die levensrichting.
Want de Romeinse overheid en de verklikkers waren druk bezig hun het leven moeilijk te maken...
De rijke rust waarin wij al dan níet naar de kerk kunnen gaan, kénden ze niet.
Maar ze kenden wel een vurige liefde voor God, die gelukkig hier ook niet onbekend is, en die gevoed wordt door de Heilige Geest en Haar gaven.
De Geest die ons de ogen en de oren en de harten opent voor Gods Woord, voor Gods wensen, die richting mogen geven aan ons leven. Voor Gods woord, dat de manier bepaalt waarop wij omgaan met elkaar en met de wereld om ons heen. Die Geest is een levende werkelijkheid en Gods grootste geschenk aan ieder van ons.

Als we willen luisteren, en ernst maken met de woorden van vergeving en genade, als we die niet alleen willen ontvangen voor onszelf, maar die ook willen toepassen op onze omgang met anderen, dan zijn we heilig.
Dan past ons leven bij dat van God.

En dan mogen we vol vertrouwen uitzien naar die dag waarop Hij komt, onze Heer Jezus, op de wolken, voor iedereen zichtbaar.
Ook al gaat er een tijd van grote nood aan vooraf. Een tijd waarin je geen mens meer kunt vertrouwen, een tijd waarin zomaar bommen kunnen worden geplaatst terwijl je vacantie viert, een tijd waarin vluchtelingen worden opgesloten en alle hoop ontnomen, een tijd waarin oorlogen van de ene op de andere dag lijken op te duiken als paddestoelen in de vochtige morgenzon
Een tijd van ziekte en hongersnood, van zinloos geweld.
Dan komt er een tijd dat ook alle hemelse machten wankelen en zon en maan geen licht en richting meer geven.
Die hemelse machten, waar de Heer het over heeft, dat zijn de planeten, waaraan in de omringende landen in die tijd bijzondere krachten werden toegeschreven.
Hun toen nog zeer grillige en onvoorspelbare banen zouden het lot van de mensen beïnvloeden.
En nog steeds zijn er mensen die waarde hechten aan hun horoscopen, die op grond van de banen der planeten worden getrokken. Die hun leven daardoor laten bepalen, omdat ze vastheid willen, en richting
Maar ze zoeken die niet bij de Enige die er werkelijk toe doet.
Die wezenlijk verschil maakt, omdat Hij onze Schepper is, omdat Hij betrokken is bij ons leven, van binnen uit.
Als dat besef ontbreekt is er een grote duisternis.
Een wezenlijke duisternis, waarin alles onzeker wordt, en alles dood-eng.
Je ziet in onze dagen hoe mensen wanhopige pogingen doen om vát te krijgen op de dingen. Controle.
En ze gaan met lege handen heen.
Want de prijs die ze moeten betalen is te hoog.
Die tast hun wezen aan. Die kost ze hun ziel.

Voor ons is elke prijs al betaald. Door Hem, Jezus Christus, door Hem met wie we één mogen zijn.
Bij Wie we mogen horen. 
God is trouw. Op Hem kunnen we rekenen.
Houd daaraan vast. God is trouw.
Het ontbreekt ons, als wij daarom serieus vragen, aan geen enkele gave van de Heilige Geest, zodat wij het kunnen: leven met het oog op God.
Yes, we can!
Maar willen we dat?
Ja?
Laten we het dan ook doen. Nu!
Want de tijd is kort.
Zijn komst nadert. Het is advent.
Het is de tijd van de aankomst.
Gods koninkrijk is al aangebroken met Jezus’ bevrijdend sterven en opstaan. Waar Hij is, is Gods koninkrijk.
Het is al een feit. Straks zullen we het ook zien.

Zoals de kleine kinderen vol spanning hebben uitgekeken, de afgelopen tijd, naar de komst van Sinterklaas, zo mogen wij uitkijken, met dezelfde spanning, met dezelfde overgave, naar de komst van de Heer.
En ons daarop voorbereiden.
En midden in dagen van rouw, van angst, van spanning, zal er een lichtbaken zijn dat ons wenkt.
Dat ons vanuit het duister van dit alledaagse bestaan vol geweld en oorlogsdreiging, vol verdriet en pijn, leidt naar een lichtere laag van bestaan, die dit leven mogelijk maakt.
Die dit leven meer dan dragelijk maakt.

Dan zullen we getuigen, in doen en laten, in zwijgen en spreken, van Christus, het licht der wereld.
Van leven, dwars door dood en ellende heen, tot in eeuwigheid. Dan zullen we horen bij Gods dienaren, die van het uiteinde van de aarde tot het uiteinde van de hemel op die dag der dagen bijeen gebracht worden voor het lichte feest dat niet meer ophoudt.

Ik vind het zo moeilijk dat te geloven, zegt u misschien.

Wij worden niet gered door ons geloof, uiteindelijk worden wij gered door Gods geloof in ons.
Ga maar gewoon aan het werk.
Leef maar met het oog op God en de naaste.
De Heilige Geest zal het u niet laten ontbreken aan inzicht en duiding. Ze zorgt voor ons.
God is immers trouw!
Amen.

Orgelspel

Antwoordlied Gezang 300.


Tijdens het naspel van het antwoordlied komen de kinderen terug.


Dienst van Gebeden en Gaven

Adventslied
Tussentijds 126:1 Een stad van vrede zoeken wij.


Inzameling van de gaven
Gods liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
   wij kunnen daarin delen:

dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld,
nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin,  
in de collecte
voor KerkInActie:Missionair werk

Dankgebed over de gaven
Heer, wat wij bij elkaar gebracht hebben, is meer dan geld,
wil er ook onze goede wil in zien,
   en onze dank voor Uw liefde.
Zegen het,
zodat het vrucht draagt in overvloed
-hier en elders-
               om Jezus' wil.  Amen

Gemeente staat op voor de
Geloofsbelijdenis (gezamenlijk gesproken)

Ik geloof in God,
         die wilde dat de wereld goed was,
         die mensen en dieren maakte,
         planten en bomen,
         vogels en vissen,  
en er van hield.

Ik geloof in God,
         die als een vader zorgen wil,
         die als een moeder ons omringt.

Ik geloof in Jezus -
         in wie Gods Liefde mens werd,
                  om ons lot te delen
                  ons leven, onze dood,
         die dwars door alles heen
         vast hield aan Zijn Vader -
en angst en dood overwon -
stervend aan het kruis.

Hij ging door de hel,
maar stond óp tot nieuw leven:
         de derde dag.

Ik geloof in de Geest
die Jezus ons zond,
         om ons dichter dan ooit
         bij God te doen zijn.
         Zij bidt en zingt en dankt in ons;
         geeft ons nieuw leven,
in eeuwigheid.

Daarom durven wij geloven
in goedheid, gerechtigheid, trouw....
... in Liefde en toekomst
zelfs voorbij de dood....
... in een kerk, waar mensen zijn
         als één lichaam, dat bestuurd wordt
                  door Jezus, ons Hoofd....
... in een doop, die mensen nieuw maakt...
... in vergeving, in genade en hoop -
voor gewone mensen zoals wij.
Amen.
Gemeente gaat zitten.

Omdat wij geloven in een leven voorbij de dood, willen wij in liefde hen gedenken, die wij missen in dit leven hier en nu. Dat kunnen we doen door een kaarsje aan te steken.
U mag een naam hardop noemen, U mag het ook in stilte doen, en er zijn genoeg lichtjes voor iedereen. Een tweede kan ook. Vorige week hebben we hier met name gedacht aan Gerrit Willem Horsman en aan Henk Brouwer.
Ook zij zijn op dit moment in ons hart. 

De organist speelt heel zachtjes gezang 273

Intussen klinkt:
God van dood en leven,
Vader van vrede,
Moeder van levende mensen,
in Uw liefde leggen wij de namen neer van hen
die wij hier moesten missen,
door het leven of door de dood.
Hen die wij niet kunnen en willen ontberen
zoeken wij bij U alleen, vinden wij terug bij U.
Straks en nu.
Neem daarom hun namen op Uw lippen,
spreek ze uit, en spreek ze vrij.
Maak hen los van ons verlangen,
maak ons los van óns verlangen dat ons bindt
aan hen…
…en maak ons vrij.
In Uw liefde leven wij allen.
Amen.

De organist speelt door tot iedereen weer zit.

Dankgebeden en Voorbeden
Lieve Heer, wij danken U omdat we ook vandaag weer mochten horen dat U trouw bent. Dat U in ons gelooft, ook als wij alle vertrouwen kwijt zijn. Vertrouwen in U, in onszelf, in de ander.
Wij bidden U dat U, door Uw Heilige Geest en Haar gaven, ons geloof wilt sterken, ons vertrouwen in Uw genade wilt doen toenemen, en dat we ons zo beminde mensen mogen weten. Mensen die er mogen zijn.
Geef ons het vertrouwen in U en in onszelf, waardoor ook wij kunnen bidden voor wie ons bedreigen, zonder te vrezen de minste te zijn. Zo bidden wij, Heer: Lied 367e

Lieve God, wij bidden u voor allen die leven in gemis.
Voor hen die nog maar pas in de rouw zijn, en wier verdriet vers is, maar ook voor hen die in het gemis zijn blijven steken, en niet verder komen. Die het missen geen plaats kunnen geven, waardoor het hen overheerst, en er geen ruimte meer is voor U en voor andere mensen. Neem hen allen bij de hand, zo bidden wij, Heer:
Lied 367e

Machtige God, wij leggen de nood van deze wereld nogmaals voor U neer. U bent trouw.
Er zijn dingen die we kunnen doen, om verschil te maken, en daarover vragen we Uw zegen, en Uw inspiratie.
Maar er is ook veel waar ons verstand bij stil staat, waar we met angst en beven van horen, en waarvan we niet weten wat wij daar kunnen doen.
Daarom vragen we om Uw Heilige Geest en Haar gaven voor allen die op hoge posten zijn gezeten, al dan niet terecht, maar ook voor hen die mensen dat door bloedvergieten iets goeds kan worden geschapen, een wereld waarin U tot Uw recht komt.
Voor hen allen, Heer, bidden wij:
Lied 367e

Stil gebed

Onze Vader (NBV-versie):
Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan U behoort het koningschap,
de macht en de majesteit,
tot in eeuwigheid,
Amen.

Gemeente staat op

Slotlied: gezang 118


Uitzending en Zegen
Moge de Geest van God waaien in Uw leven en het vrolijk maken, en gericht op God en de naaste.
Mogen de veelkleurige gaven van de Geest Uw leven verrijken,
Uw geloof bouwen, Uw moed sterken, Uw liefde doen ontvlammen
Daartoe zegene U nu de ene, enige en eindeloze God, de Trouwe:
de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Amen.

Koffiedrinken na de dienst.