13-6 in het jaar des heren 2004: Dienst in de Lutherse kerk te Zeist. 1e zondag na Trinitatis. Organist de heer Lijftogt uit Soesterberg, en ongeveer 26 aanwezigen. 

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.

Laten we onze zorgen en tekortkomingen voor die Heer neerleggen, opdat wij Hem in deze dienst met een onbekommerd gemoed kunnen aanbidden en eren.

Goede God, wij vertrouwen op Uw Woord,
daarom zijn wij hierheen gekomen.
Wij bidden U voor allen die daar toe niet in staat zijn.

Lieve God, Uw genade is groter dan ons tekortschieten.
Daarop vertrouwen wij, als wij vragen om vergeving,
als wij U vragen om al wat ons aan zorgen en vragen,
aan verdriet en onrust aankleeft, van ons weg te nemen,
opdat wij U in alle vrijheid als Uw kinderen kunnen aanbidden.
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven
Amen!

Zo lief had God deze wereld, dat  Hij Zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Ons introïtuslied, deze eerste zondag na Trinitatis is psalm 92: 1 en 2
 


Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld, maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen, omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt


 

 

 

Zondagsgebed
Heer, die ons Uw heilige Geest hebt beloofd,
opdat wij U kunnen dienen en loven zoals ons past,
Schenk ons vandaag Uw goede Geest en Haar gaven,
opdat wij Uw goedheid aanbidden en eren
in alle oprechtheid.
Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lezing Oude Testament: Hooglied 4:16 – 5: 8
Het is een erotisch geladen weergave van het verlangen van een jong meisje naar de man van haar dromen. Israel heeft er ook het verlangen van de ziel naar haar Schepper in willen zien, maar het heeft wel heel veel tijd en strijd gekost voordat het boek Hooglied werd opgenomen in de canon, de vastgestelde verzameling boeken die bij de bijbel horen. In dit stukje horen we enerzijds het verlangen van beide geliefden, anderzijds de bedenkingen van het meisje, wanneer hij inderdaad komt: zál ze wel… ze heeft zich al gewassen, en na een flinke vrijpartij moet ze zich wéér wassen, ze is al wat slaperig… en als ze dan te lang aarzelt, is haar geliefde weg. Ze gaat op zoek, maar vindt hem niet meer…

m:
Word wakker, wind van het Noorden,         4:16
en kom, o wind van het Zuiden,
waai door mijn tuin,
dat druppelen zijn balsembomen..
Hij komt er aan! mijn lief...
naar zijn tuin -
en eet ervan ‘t begeerlijkst fruit.

j:
Ik kom naar mijn tuin,                                                5:1
gezelle mijn, vrouwe,
ik kom mijn mirre plukken,
en honing eten uit mijn raat,
Ik kom drinken
mijn wijn met mijn melk....

koor: Tast toe, vrienden, drinkt!
Drink je aan strelingen zat!


m:
Ik, in slaap ben ik,                                                    5:2
maar mijn hart waakt óp:
het geluid van mijn lief
die mij klopt op mijn deur:

j:
‘Gezelle, mijn maatje, mijn duif,
mijn volmaakte,
om wie mijn hoofd is vol dauw,
mijn lokken vol droppels der nacht!’

M:
‘Uitgetrokken heb ik mijn hemd,                  5:3
trek ik ‘t wel weer aan?
Gewassen heb ik mijn onderlijf,
maak ik ‘t wel weer vies?’

Mijn lief steekt zijn hand straks uit                     5:4
naar mijn grot....
en mijn buik beweegt dan
onrustig van binnen....

Ik stond op om open te doen voor mijn lief,       5:5
mijn handen druppelden van mirre,
mijn vingers vol vloeiende mirre
(glijden) op de greep van de grendel...
Ik heb mijn lief zelf opengedaan,                        5:6
maar mijn lief is verdwenen....!  is wèg!
Mijn ziel is leeg gelopen,           nu hij vertrok....
Ik ben hem gaan zoeken,
maar ik kon hem niet vinden,
ik heb hem geroepen,
hij heeft mij niet geantwoord.

Mij hebben de wachters gevonden,       5:7
die rondtrekken door de stad,
ze hebben mij geslagen,
ze hebben mij verwond,
ze hebben mij mijn cape ontnomen,
de wachters van de muren.......
Ik bezweer je, Jeruzalems dochters!      5:8
Stel dat je mijn lief vindt,           wat zul je hem zeggen?
(Vertel hem) van mij     dat ik ziek ben van liefde....
.

Laten we zingen van onze grote liefde: Gezang 487 De Heer heeft mij gezien, en onverwacht....


Laten we dan ontvankelijk luisteren naar wat wordt verteld over onze grote liefde… we lezen als Epistel .Openbaring 20: 11 - 15.
Daarin klinken heel andere klanken… Het is aan het eind van het vreselijk gericht over de aarde. Zelfs de duivel en het beest uit de afgrond zijn in de poel met vuur geworpen. En dan vlak voor het stuk met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde horen we dit:

11. En ik zag een grote witte troon en Hem die zetelde daarop, voor Wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten,
maar een plek werd er door hen niet gevonden.

12. En ik zag de doden, de groten, en de kleinen,
staande voor de troon, en boeken waren er: geópend…
En een ander boek werd er geopend,
dat is (het boek) des levens.
En geoordeeld werden de doden op grond van de dingen
die in de boeken stonden geschreven over hun daden.

13. En de zee gaf de doden terug die in haar waren,
en de dood en het dodenrijk gaven de doden in hen terug,
en ze werden geoordeeld, ieder op grond van hun daden.

14. En de dood en het dodenrijk werden in de poel met vuur geworpen. Dat is de tweede dood: de poel met vuur.
15. En als iemand niet gevonden werd in het boek des levens, werd deze in de poel met vuur geworpen.


De Psalmist zingt Gods lof zo:  .Halleluja! Alle koningen der aarde zullen U, o Heer, loven, wanneer zij de woorden van Uw mond gehoord hebben!.  HALLELUJA!


Niet alleen de koningen zullen God loven, maar alle schepselen. Zelfs de overledenen: Gezang 267 Zalig, die in Christus sterven...


Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 7: 36 – 50
Jezus heeft gesproken over Johannes de Doper, en dat je het de mensen nooit naar de zin kunt maken, niet als je vast, en niet als je met ze mee eet... maar de wijsheid, die herken je aan haar vruchten, We lezen over de wijsheid van de Heer:
36. Een farizeeër vroeg hem bij zich te eten, en toen Hij het huis van de farizeeër binnenkwam legde Hij zich aan tafel neer,
37. en kijk! Er was een zekere vrouw in de stad, die zondig leefde, en toen ze te horen kreeg: Hij is in het huis van de farizeeër aan tafel, kocht ze een albasten kruikje mirreolie,
38. en ze ging wenend en wel staan achter Zijn voeten; met haar tranen begon ze Zijn voeten nat te maken, en met haar hoofdhaar dróógde ze, en ze kuste vurig Zijn voeten, en zalfde met mirre....
39. Toen de farizeeër, die Hem had uitgenodigd, naar Hem keek, zei hij bij zichzelf: Als die-daar werkelijk een profeet was, wíst hij wel wie en van wat voor soort de vrouw er een is, die hem aanraakt, wat een zondig mens het is....
40. En Jezus begon te praten.... Hij zei tegen hem: “Simon, ik heb u iets te zeggen.”
Hij antwoordt: ‘Meester, zeg het!’
41. “Een schuldeiser had eens twee mensen met schulden, de een was 500 daglonen schuldig, de ander 50.
42. Maar omdat ze geen van beiden terug konden betalen, schold hij het ze vrij; wie van hen hield er nu het meest van hem?”
43. Simon antwoordde: ‘Ik neem aan: degeen wie hij het meest kwijt schold...
En Hij zei hem: “Correct gedacht!”
44. Zich omdraaiend naar de vrouw zei Hij tegen Simon: “Ziet u die vrouw?
Ik kwam uw huis binnen, water goot u niet over mijn voeten, maar zij maakte mijn voeten nat met (haar) tranen, en droogde (ze) af met haar haren.
45. Een kus hebt u me niet gegeven, maar vanaf dat ik binnen kwam, is zij niet opgehouden mijn voeten te kussen.
46. Me olie hebt u mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft mijn voeten met mirre gezalfd...
47. Om die reden zeg ik u: haar vele zonden zijn haar vergeven, want veel had ze lief, maar wie weinig vergeven wordt, heeft ook maar weinig lief.”
48. Tegen háár zei Hij: “Uw zonden zijn vergeven.”
49. En zij die met (Hem) aan tafel lagen begonnen onder elkaar te praten:
‘Wie is hij, dat hij ook zonde vergeeft?’
50. Maar Hij zei tegen de vrouw: “Uw geloof heeft u behouden, ga in vrede.”
Zalig die het woord van God horen en er gehoor aan geven



In antwoord op Gods woord willen wij ons geloof belijden:
Ik geloof in God.
Schepper van hemel en aarde.
Oneindig hoog verheven.
Vol liefde voor gewone mensen.
Daarom wil Hij ons een Vader zijn,
een Moeder, vol zorg en genade.
Daarom wil Hij ons een broeder zijn,
in Jezus, die mens werd als wij.
Geroepen om de goede boodschap te brengen
van Gods liefde voor ons allen.
Opdat wij Hem daarin volgen.
Gekruisigd is Hij, daarin droeg Hij onze schuld.
Gestorven is Hij, en begraven.
Maar opgestaan als eerste der mensen,
tot leven in eeuwigheid.
Zijn Geest wil in en bij ons zijn.
Ons de weg wijzen die we mogen volgen: Jezus.
De weg naar God en naar elkaar.
In doop en genade, licht en vergeving
zijn wij zo met elkaar verbonden,
in de hoop op leven dat komt en dat blijft:
in Gods liefde, waar geen einde aan komt.

Amen.

Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER,  DOOR DE HEILIGE GEEST.

Lieve mensen van God, zusters en broeders,

Ook vandaag hebben we lezingen gehoord, die op het eerste gehoor niets met elkaar gemeen hebben.
Toch kunnen ze ons helpen onze plaats in het leven te bepalen, en weer wat steviger in ons geloof te staan…
Laten we nog maar eens kijken…
In de eerste en de laatste lezing, Hooglied en Lucas, vinden we een vrouw, die rijkelijk haar tranen laat vloeien over haar verkeerde beslissingen.
In het Hooglied staat het er niet met zoveel woorden, maar het is toch wel duidelijk.
En beide vrouwen weten wel waar ze de oplossing moeten zoeken.
Beiden huilen.

Tranen, het zal U misschien verbazen, behoren tot de Gaven van de Heilige Geest.
Tranen hebben een helende werking. Niet alleen psychologisch, maar ook biologisch. Er is een aantal jaren geleden aangetoond, dat bij het vergieten van tranen ook stoffen in het lichaam vrijkomen, die wonden sneller doen genezen, en die de hele weerstand opkrikken. Dat is basisniveau.
Dus heren, doe als wij, en huil als er iets te betreuren valt!         Dat is gezond voor je lichaam!
Het is ook gezond voor je geest.

 ‘Een zucht geeft lucht aan een hart vol smart’ placht mijn moeder af en toe te zeggen.

Maar tranen doen meer. Ze maken iets in je los, ze helpen je situaties te betreuren en te verwerken.
Ze spoelen als het ware de hoeken van je ziel schoon, zelfs als je niet precies onder woorden kunt brengen waar het eigenlijk over gaat.
Dat hoeft ook niet altijd. Als we de hoeken van de keuken soppen gaan we ook niet onderzoeken wat voor troep er precies in de spons zit, maar we spoelen het zo snel mogelijk weg.
Zo spoelen tranen dingen weg, waarvan we ons niet eens bewust waren dat ze ons leven vervuilden.
Als dát geen genade is….!

En dán is er nog een soort tranen. Tranen van meedogen en ontferming, tranen van ontreddering over de wereld om ons heen. Dat zijn tranen die de wereld genezen. Tranen die je nederig maken, en liefdevol. En misschien moet je ook al een beetje nederig zijn en liefdevol, om ze te kunnen ontvangen. Moet je uit jezelf kunnen stappen, en betrokken zijn op de wereld om je heen.
En kun je die wereld zo bij God brengen.
Ook Jezus huilde, toen Hij Jeruzalem zag, en haar hardnekkigheid…
Dat zijn geen tranen van weemoed, van oguttogut wat jammer toch, maar tranen die je ogen schoon spoelen, zodat je ziet wat er gedaan moet worden. Jezus ging naar de tempel, reinigde die en preekte. Hij deed wat Hij kon om in die situatie nog te red-den wat er te redden viel. Wie er nog te redden viel.

Tranen, een geschenk van de Heilige Geest.
Want ze kunnen je helpen uit een slechte situatie te stappen, er iets aan te doen, en verder te gaan.

Het meisje dat bezongen wordt in het Hooglied zegt: Ik bezweer je – dochters van Jeruzalem – vertel mijn Lief dat ik ziek ben van liefde, als je Hem ziet… En als ze Hem zelf nog ziet, zal ze dat zeker zelf ook doen.
Ze verwacht dat de communicatie hersteld kan worden, dat de relatie niet verstoord hoeft te blijven, ook al zijn er wellicht anderen nodig om tussenbeide te komen.

De vrouw die Jezus opzoekt, wanneer Hij aanligt voor een feestmaal bij ene Simon, als attractie mogen we wel aannemen, - mensen liepen in en uit ook als ze niet waren uitgenodigd, om te kijken en te luisteren, en om er over te vertellen, - die vrouw die Jezus opzoekt, heeft geen woorden.
Haar leven zit haar hoog.
En ze huilt als ze Jezus ziet. Als ze Iemand ziet die het wél lukt om in en vanuit God te leven.
Ze huilt Zijn voeten nat, en dan droogt ze ze maar in haar verlegenheid met haar lange losse haren.
Ze kust ze en zalft ze zelfs met kostbare mirrhe.
Betaald uit haar spaarpotje. Haar kapitaal. Misschien bij elkaar gebracht voor een bijzondere gelegenheid, misschien voor haar begrafenis, voor wierook of mirrhe, om haar aanvaardbaar te maken voor God…
Dat was de functie van mirrhe bij een begrafenis, om het lichaam te heiligen en te wijden, zoals onze Roomse broeders en zusters doen met wijwater en wierook, en wij met woorden…

We mogen aannemen dat die losse haren haar uithangbord vormden. Ze was duidelijk een vrouw van betaalbare zeden. En de gastheer denkt bij zichzelf: die Jezus, dat is duidelijk géén man Gods, zoals iedereen zegt. Dan zou hij wel weten met wat voor vrouw hij van doen heeft, en dan zou hij haar niet toestaan hem aan te raken.
En hij gniffelt bij zichzelf, dat Jezus zó door de mand gevallen is. Hij zal hem dadelijk eens terecht wijzen, en dan kan hij zich nergens meer vertonen.

Maar Jezus zit anders in elkaar dan deze Simon meent. Jezus wéét wat hij denkt.
En denkt er anders over.
Vriendelijk laat Hij merken dat er aan Simons gastvrijheid ook wel het een en ander schort.
Daarmee toont Hij aan dat Simon Hem eigenlijk onder valse voorwendsels heeft uitgenodigd, namelijk om Hem te krenken, en niet om Hem ter wille te zijn, of te eren…
Zoals gasten in veel praatprogramma’s op de TV alleen maar zijn uitgenodigd om door de presentator te worden afgemaakt, al denken ze zelf dat ze hun zegje mogen komen doen…
Jezus vertelt Simon een gelijkenis.
Over schuldig zijn, en over liefde.
Over God en mensen, maar daar komt Simon pas later achter.

En Jezus zegt tegen de vrouw: “Uw zonden zijn vergeven. Uw geloof heeft u behouden. Ga in vrede.” 
Ze heeft die mirrhe al niet meer nodig. Ze ís al in het reine met God. Jezus Zelf heeft haar hand in die van God gelegd, ook zonder haar aan te raken.
Er is vrede in haar ziel.
En ze gaat.
Ze gaat zéker anders leven.
Onbekommerd door wat is geweest kan ze verder op nieuwe wegen.
God heeft haar in Jezus gevonden.
Hij is de weg en de waarheid en het leven.
Het komt goed met haar.
Ze heeft vrede.

Was de lezing uit het Hooglied een beeld van de ziel, die wel met God wil omgaan als het zo uitkomt, en dan spijt krijgt als God niet op díe basis met ons wil omgaan, omdat Hij héél onze liefde verwacht, de lezing uit het Evangelie laat zien hoe het verder gaat.
Hoe de afwijzing door God, hoe het feit dat God zich even níet laat vinden als het je uitkomt, je kan laten inzien hoe het níet moest, en hoe Hij toch is waar het in wezen om gaat in het leven.
Dat je daar de hoogste prioriteit aan hecht, meer dan je eerst dacht.
En dan kan het gebeuren dat je wegvlucht van die grote, heilige, machtige God, die zo stralend en helder is, terwijl je jezelf zo besmeurd voelt…
De wachters van de stad hebben het meisje, dat zich eerst wat te schoon en te goed voelde voor haar vriend, aangerand. Ze moet nodig in bad. Ze is diep gewond en onteerd. Maar het zoeken naar de geliefde gaat nu voor alles.
Die beweging maakt onze ziel ook.
Niet als de aarde en hemel die wegvluchten voor Gods aangezicht, in het uiteindelijk gericht, omdat ze aangeraakt zijn door de zonde, door het verval, maar als dit meisje, dat weet waar het om gaat.
Om de liefde voor God, om de liefde van God.
Om de liefde die in Jezus gestalte kreeg, die in de Heilige Geest nog dichter bij ons allen is, om de liefde die onze namen in het boek des levens schreef met het bloed van het Lam, met de gruwe-len van Golgotha, met de tranen van onze Heer.
En we vluchten misschien weg van onszelf, maar we vinden onze enige echte toevlucht bij Hem.
Wij mogen er van horen, wij mogen er van weten: van die liefde.
Daarvoor komen we toch in wezen telkens weer naar de kerk. Om God te danken voor die liefde, maar ook om telkens weer te horen: God hield en houdt zoveel van u, van jou persoonlijk, wie je ook bent, dat Hij Zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven mag hebben.
Ook als wij worden geoordeeld naar onze daden, dan nog staan wij in het Boek des Levens.
En dan nog heeft het Lam voor alle nullen in ons rapport een 1 gezet, met Zijn hartebloed.
Zoveel houdt God van U en mij, van jou en alle mensen.
Daarom zijn je zonden vergeven, en kun je opnieuw beginnen. Nu.
In Gods Naam.
Amen.

Muziek

Gods liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
   wij kunnen daarin delen:
dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld,
nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin,  in de collecte…
Na het gebed over de gaven zingen we:
Lied 117a helemaal. Dat kunt u meteen opzoeken…

Nu eerst de Collecte. Een flesje mirrhe hebt U misschien niet bij U, maar uw portemonnaie of uw checkboek wel, dus denk er aan dat U de aan de Heer geeft, en niet aan de kerk.

Gebed over de gaven
Lieve God, U geeft U zelf aan ons.
Wij bieden U ons eigen leven aan.
Neem het, zoals U ons geld aanneemt.
Dat het dienstig mag zijn voor U.
In de Geest van Jezus - die ons voorging.
Amen.

Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U voor Uw Woord,
voor Uw mensgeworden Liefde,
voor Uw Geest die ons draagt en heiligt.
En wij bidden U: wees altijd weer onze toevlucht, en wil telkens weer onze ogen open, voor datgene waarmee we bezig zijn.
Schenk ons de tranen die onze ogen en onze zielen schoonspoelen, en vul ons met die liefde die zichzelf niet zoekt. Dat we zó Jezus onze Heer mogen volgen, en geschreven worden in het Boek des Levens.
O Heer, we zouden er niet aan moeten denken, dat U ons de rug toekeert – terwijl wij dat vaak zo rustig doen. Vergeef ons weer en weer, en leid ons door Uw Geest altijd terug naar U.
Leer ons niet vast te zitten aan ons hebbenen houden, maar los te laten, opdat wij U onze tranen en onze mirrhe kunnen bieden, opdat U onze daden en onze gebeden vult met Uw aanwezigheid.

Voor deze wereld willen wij U bidden: dat door onze tranen de weg naar U weer zichtbaar wordt, dat door onze inzet mensen U terugvinden. Dat door onze passiviteit niemand weerhouden wordt U te vinden.
Voor allen die sturen en besturen, voor allen die macht hebben en die uitoefenen, voor allen die lijden onder de zweep van anderen, onder hun onmacht gebukt gaan bidden we: Heer ontferm U.
Wij danken U dat we hier zo vrij bij elkaar mogen wezen. Voor allen die hier niet zijn, door ziekte of door andere dingen willen we bidden.
We denken met name aan: Frans de Bordes, mevrouw Bakker en mijnheer Blok…
en we bidden U dat U hen bij de hand neemt en hun tranen afdroogt in Uw liefdevolle aanwezigheid.
We danken U voor de geboorte van Justin, de zoon van Annemarie en haar man. Wil hem maken tot een zegen voor alle mensen waarmee hij in zijn leven in aanraking komt. Hem en het gezin waarin hij opgroeit.

In de stilte van dit uur, in de stilte van ons hart leggen wij de dingen voor U neer die we niet kunnen zingen of zeggen, lees in ons diepste binnenste, en verhoor ons….

Met onze Heer Jezus, die ons leerde U aan te spreken als Onze Vader, willen we U danken en bidden:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven
En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het kwade

Ons slotlied is lied 981: 1 - 4.  Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ vers 5.  maar nu eerst de eerste vier verzen. Dit lied vraagt een pittig tempo, maar dat kunt U wel aan.

Zegen:

De Aanwezige zegent ons,
Hij houdt ons in Zijn hoede,
genadig is Hij het licht van ons leven,
zo maar, voor niets....
Hij ziet ons voor onschuldig aan,
schenkt ons leven en welzijn.
Omdat Hij van ons houdt.
Zo zegent ons de Heilige van Israël:
Vader, Zoon en Heilige Geest.
Amen.

Lied 981: 5.

 naar boven