Voor eerdere diensten klik hier:
Zondag 20 na Trinitatis 13-10-2013 Lutherse Kerk 'In
Abrahams schoot' te Gorcum
Orgelspel
Afkondigingen en aansteken van de kaarsen.
Stilte
Wij
zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven.
Amen
Zo lief
had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft, opdat ieder
die in Hem gelooft
aan het verderf ontkomt,
en eeuwig leven
hebben mag!
Onze Introïtuspsalm
deze 20ste zondag na Trinitatis is psalm 40: 1 en 7
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood
van deze wereld, - die is groot -
maar laten wij dan ook Zijn Naam
prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid
geen einde komt!
Zondagsgebed:
Heer God, Hemelse
Vader, uit de grond van ons hart
bidden wij U: houd verre van ons de listen
van de Boze, die in ons en om ons heen
woedt.
Maak ons standvastig, zodat wij met heel
ons hart blijven
bij U, die alleen God
zijt,
door Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Lezing Oude Testament: 2 Koningen 17: 5-7 en 24: 29-34
Het rijk van David is verdeeld in een Noordrijk met Samaria als
hoofdstad, en een Zuidrijk met Jeruzalem, dat weet u wel. In het huidige Irak
woonden de Assyriërs, met hoofdstad Assur, en dit grote rijk wedijvert met
Egypte in het Zuiden. Juda en Israël liggen daar net tussenin. Koning Hosea is
aan het bewind in het Noordrijk. Hij is schatplichtig aan koning Salmanasser van
Assur, en daar wil hij een eind aan maken. In het geheim denkt hij aan te pappen
met Egypte, maar dat lekt uit…
5. De koning van Assur
nu trok op tegen heel het land, ja, hij trok op tegen Samaria, en drie
jaar lang omsingelde hij (de stad) (in een) benauwende
(greep).
6. In het negende jaar van Hosea
heeft de koning van Assur
Samaria ingenomen, en hij voerde Israël (dus het
tien-stammenrijk) gevankelijk weg naar Assur.
Hij liet ze daar wonen in de (streek) Chalach (Syrisch: aangenaam, Hebr:
ellende), en Chaboor (+ sterk), aan de rivier
de Gozan, en in steden van de Meden.
7. Dit geschiedde omdat de Israëlieten hadden
gezondigd tegen de Aanwezige
hun God, (tegen Hem)
die hen had uitgeleid uit Egypte-Angstland,
uit de hand van Farao, de
koning van Egypte, maar toch
vereerden ze vreemde goden.
En dan krijgen we een hele opsomming van wat er allemaal verkeerd ging:
offerplaatsen op de hoogten, tempels dus voor die afgoden, ondanks het vermaan
van vele profeten, en nog veel erger. We gaan verder bij vers 24:
24. Nu haalde de koning van Assur onder
dwang (mensen) uit Babel en uit Koeta,
en uit Ava = Ruïnestad,
en uit Fort-Hamath, en Sevarwaim,
en hij liet ze wonen in de steden van Samaria, in plaats van de Israëlieten,
ja, zij namen Samaria in bezit, en ze gingen wonen in de bijbehorende
steden.
25. Maar wat gebeurt er: aanvankelijk, toen
ze daar gingen wonen hadden ze geen enkel
respect voor de Aanwezige. De Aanwezige
nu stuurde leeuwen onder
hen, en die doodden hen maar
steeds.
26 Toen lieten ze aan de koning
van Assur zeggen: de volkeren die U met dwang hebt weggevoerd, en die U
in de steden van Samaria hebt laten wonen, kennen
de regels van de god(en) van het land
niet, en die heeft leeuwen
op ze af gestuurd.
Moet U kijken hoe die ze doen
sterven, omdat geen van hen de regels
kent van de god(en) van het land!
27. Toen gaf de koning
van Assur een bevel, en wel: Laat
iemand daarheen gaan, een van de priesters
die jullie daarvandaan gevankelijk hebben
weggehaald, dan gaan ze daar wonen en hij zal ze de regels
van de god(en) van het land onderwijzen.
28. Zo ging een van de priesters die ze
gevankelijk hadden weggevoerd uit Samaria, wonen in Beth-El, en
hij onderwees ze hoe ze de Aanwezige
zouden gaan vereren.
29. Ieder volk had (intussen) zijn eigen goden gemaakt, en die hadden ze
een plek gegeven in de tempels op de hoogten, die de Samaritanen
(destijds) hadden gemaakt, ieder volk in hun eigen stad waar ze woonden.
30. De mannen van Babel hadden Sukkot
Benot gemaakt (loofhutjes voor de meiden), en de mannen van Koet
hadden (een beeld van ) Nergal
gemaakt, en de mannen van Chamath hadden een Ashima
gemaakt.
31. Die uit Ava, Ruïnestad hadden een Nibchaz
gemaakt, en een Tartaq, en
die uit Sevarwaim verbrandden hun kinderen in
het vuur voor Adramelech
(Glorie voor de koning) en voor ‘Anamelech,
goden van de Sevarwaïm.
32. Nu was het wel zo dat ze de Aanwezige
vereerden, maar ze stelden zich overal vandaan priesters
aan op de hoogten, en die werkten voor hen in de tempels op de
hoogten.
33. De Aanwezige vereerden ze wel,
maar hun goden dienden ze volgens de regels van de volkeren
waaruit ze waren weggehaald.
34. Tot op de dag van vandaag handelen ze volgens hun oude regels, maar ze
vereren de Aanwezige niet (meer).
En ze handelen ook niet volgens de hun (opgelegde) wetten
en regels of het onderricht en het gebod dat de Aanwezige
als bevel had gegeven aan Jacob, toen Hij
deze zijn naam Israël
gaf…
(Tja, dat kan dus nooit goed gaan…)
De Gradualespalm is psalm 122 helemaal
Epistellezing: 2 Timotheüs 2: 8 – 15
Dit is een brief, naar men aanneemt van Paulus, aan diens jonge vriend en
medewerker in Christus, die nu op eigen benen in een gemeente staat. Daarin
staat o.a.:
8. Vergeet nooit dat Jezus
Christus een Mens was, een nakomeling
van koning David. En
dat Hij God was, blijkt
wel uit het feit dat Hij uit de dood
is opgestaan.
Omdat ik dit goede nieuws bekend heb gemaakt,
9 ben ik in moeilijkheden gekomen en als
een misdadiger in de gevangenis
gestopt. Maar al ben ik geboeid, het woord van God
is dat niet.
10. Ik wil graag leed verdragen als dat redding
en eeuwige heerlijkheid in Christus
Jezus brengt aan de mensen die
door God zijn uitgekozen.
11. Ik vind troost in deze waarheid:
Als wij voor Christus lijden
en sterven, betekent dat ook dat wij
voor altijd met Hem zullen leven.
12. En als wij standhouden, zullen we eens met Hem
regeren. Maar als wij het opgeven en
ons tegen Christus
keren, zal Hij
Zich tegen ons keren.
13. Zelfs als wij geen geloof
meer hebben, blijft Hij ons trouw.
Hij kan ons niet verstoten, omdat wij een deel
van Hem zijn; Hij zal altijd doen
wat Hij beloofd heeft.
14. Herinner de mensen in de gemeente aan deze geweldige
waarheden en verbied hun namens
de Here over onbelangrijke
dingen te ruziën. Dat is verwarrend
en zinloos, ja, zelfs slecht.
15. Doe je best; wees een goede werker
voor God, die zich niet hoeft te schamen.
Geef Gods boodschap onvervalst
door.
Psalmwoord: Halleluja. Ik wil mij buigen naar Uw heilige tempel, Uw Naam
loven om Uw liefde en trouw. ps 138:2 HALLELUJA!
Wij zingen een nieuw lied: NL721. Houd ons
bijeen God, rond Uw woord. De tekst is nieuw, maar de melodie is heel bekend.
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 17:11 – 19 NBV.
Jezus is met de leerlingen op weg naar Jeruzalem en spreekt met ze over
vergeven, geloof en gehoor-zaamheid. We zijn in het grensgebied van de provincie
Samaria
11 Op weg naar Jeruzalem trok Jezus
door het grensgebied van Samaria en Galilea.
12 Toen Hij daar een dorp wilde binnengaan,
kwamen hem tien mensen tegemoet die aan
een besmettelijke huidziekte leden; ze bleven op een afstand staan.
13 Ze verhieven hun stem en riepen: ‘Jezus,
meester, heb medelijden
met ons!’
14 Toen Hij hen zag, zei Hij tegen hen:
‘Ga u aan de priesters laten zien.’
Terwijl ze gingen werden ze gereinigd.
15 Een van hen, die zag dat hij genezen
was, keerde terug en loofde God met luide
stem.
16 Hij viel neer aan Jezus’ voeten
om hem te danken. Het was een Samaritaan.
17 Toen zei Jezus: "Zijn er niet tien
gereinigd? Waar zijn de negen anderen?
18 Wilde niemand anders terugkomen om God
eer te bewijzen dan alleen deze vreemdeling?"
19 Hij zei tegen de Samaritaan: "Sta op en ga.
Uw geloof heeft u gered."
Zalig die het
Woord van God horen en er gehoor aan geven!
Credo: In antwoord op Gods
Woord willen wij samen ons geloof belijden:
Ik geloof in God, die mens en wereld heeft
geschapen, bedacht, gemaakt, gewild...
Ik geloof in God, die met mens en wereld een relatie aanging, er om geeft, er
van houdt.
Ik geloof in God, die een Vader wil zijn, een Moeder, Geliefde, Zuster,
Broeder..
Ik geloof in Jezus, mens geworden zoals wij.
Die in onze tijd, in onze wereld ons eigen leven heeft geleefd, en is
gekruisigd,
voor de overheid een daad van willekeur,
voor Zijn leerlingen uiteindelijk een sprong in het duister, die onze redding
werd -
dwars door dood en opstanding heen.
Ik geloof in die Geest van Liefde, die deel is van Gods wezen, die Jezus
bezielde, die ook ons bezielen wil.
Ik geloof in mensen van Gods welbehagen,
gewone mensen, die doen wat ze kunnen. Die leren luisteren naar de stem van God
in de nacht van hun leven.
Mensen die er voor Hem en voor elkaar willen zijn.
Ik geloof dat de tijd maar tijdelijk is, en
dat ons eeuwige liefde wacht, door dood en opstanding heen.
Zo waarlijk helpe ons God almachtig! Amen!
Preek
Genade zij u en vrede van God
onze Vader en van Jezus Christus,
onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve mensen, vrienden, zusters
en broeders…
Wat kunnen de dingen soms toch anders uitpakken
dan je dacht!
Uit de geschiedenis van Israël,
waar we zojuist een stukje van hoorden, opgetekend
in het boek Koningen, dat waarschijnlijk is geschreven rond 570 voor
Christus, ruim na de terugkeer uit de ballingschap
dus, kunnen wij wel opmaken dat de
teruggekeerde ballingen niets ophadden
met de mensen die in en rond Samaria woonden of kwamen te wonen, terwijl zij
in ballingschap waren, en die daar later ook bleven wonen, want er was geen
terugkeer-regeling voor hen. Daar was niet
aan gedacht.
Dat betekende dat ze allemaal moesten inschikken,
en een conflict was geboren, dat erg doet denken aan het huidige
Palestijnse probleem.
De mensen uit Assyrië zaten al evenmin te wachten
op de nieuwkomers die Jeruzalem gingen herbouwen,
waarmee de stad een geduchte concurrent
zou worden voor Samaria.
We lezen er in het Nieuwe Testament meer over, hoe Jezus
vaak op reis van Galilea naar Jeruzalem een omweg maakt, net als andere
vrome Joden, om maar niet over het grondgebied
van Samaria te hoeven gaan. En als hij dat toch doet is hij niet
altijd erg welkom.
En in het bekende verhaal met de vrouw bij de put,
aan wie Jezus om water
vraagt, informeert zij bij Hem hoe het nu
eigenlijk zit met het vereren van God.
Zij doen dat op de hoogten,
op de bergen daar, maar de Joden
zeggen dat het in Jeruzalem moet… hoe zit dat?
Jezus is duidelijk een man van God,
dus Hij zal het wel weten.
U ziet, dat de situatie in Jezus' dagen nog steeds op zijn minst rommelig
is. En vandaag de dag is er in Samaria nog altijd een priester die
bereid is om niet alleen de put van Jacob te
laten zien maar ook het aller- alleroudste exemplaar van de Torah,
dat er volgens hem bestaat. Tegen betaling natuurlijk. Omdat ik een vrouw
was, mocht ik niet echt kijken, alleen van een afstandje.
Maar dat was 40 jaar geleden.
Natuurlijk ziet het opperrabbinaat in Jeruzalem
daar niets in. Er bestaat nog altijd een wederkerige afkeer.
U kunt u dus voorstellen wat een beschamende
vertoning het was, dat niet een Jood,
maar alleen een Samaritaan na de genezing terug
kwam bij Jezus om Hem
te bedanken en om God te loven.
Ongetwijfeld hebben de leerlingen dat heel gênant
gevonden. Als ik het naar onze maatschappij zou verplaatsen, zou het
waarschijnlijk een Moslim zijn, i.p.v. een Samaritaan,
die dankbaar terug kwam.
En ze hebben warempel heel wat lovensstof,
die tien die genezen zijn. Ze hadden
een besmettelijke huidziekte die de NBV vertaalt met huidvraat,
om zich maar niet vast te leggen op lepra.
Het kan immers naast lepra ook nog best iets anders zijn.
Heel verantwoord,
maar het blijft een gek woord, toch?
De zieken waren voor de maatschappij in elk geval melaats,
want ze mochten niet met gezonde mensen
in contact komen. Ze moesten vér buiten het dorp wonen, en
leefden van gaven die mensen voor hen neerlegden, nog steeds op veilige
afstand.
Een afstand die Jezus soms overbrugt door
een zieke aan te raken.
Hier doet Hij dat niet, maar Hij vraagt om geloof,
doordat Hij zegt: Ga je laten zien aan de priesters.
Mócht iemand namelijk denken genezen te
zijn, dan moesten de priesters in Jeruzalem
dat constateren, en het er mee eens
zijn. Dat was de regel. Stelden zij de diagnose dat de persoon
in kwestie genezen was, dan
moesten er offers gebracht worden, en reinigingsrituelen
volbracht worden, voordat iemand weer helemaal mee
mocht doen in de maatschappij. Ga je laten
zien aan de priesters betekent dus dat er geloof
werd verwacht. En als dat geloof er dan blijkt te zijn, dàn komt
de genezing.
Wij zeggen nogal makkelijk: eerst zien,
dan geloven.
Maar zo werkt het niet. Letterlijk en figuurlijk.
Wij moeten ons eerst tot God richten,
naar Hem toe
gaan, hier gesymboliseerd in de tocht naar de tempel, en dàn blijkt
pas dat God er al die tijd al voor ons was.
Paulus heeft dat ook begrepen.
Wij zien dat als hij aan Timotheüs schrijft: Zelfs als wij
geen geloof meer hebben, blijft Hij
ons trouw.
Hij kan ons niet verstoten, omdat wij een deel
van Hem zijn; Hij zal altijd doen
wat Hij beloofd heeft…
Wat een liefdevolle God
hebben wij!
Alleen als wij ons bewust tégen Hem
keren, trekt Hij Zijn handen van ons af.
Maar als wij in nood zijn, als wij worden vervolgd
en verdrukt, zoals de gemeenten waar Timotheüs
werken mocht als verkondiger van het Goede
Nieuws, ja, zelfs als wij onder druk van de omstandigheden
ons geloof dreigen te verliezen, blijft God
van ons houden. Wat een rust
geeft dat!
Hij blijft ons trouw,
omdat, en dat is een groot geheim, iets waar
wij te weinig bij stil staan, omdat
wij een deel van Hem zijn geworden
bij onze doop.
Wij zijn deel van het Lichaam des Heren,
belijdt de kerk. En Jezus
is het Hoofd.
Ja, maar wat betekent dat eigenlijk?
Soms heb je van die begrippen, waar we te weinig bij stil
staan, en waar we maar een vaag idee van
hebben. Dit is er zo een.
Als wij, gedoopte mensen,
gedoopt op de Naam van Jezus,
Gods Zoon en onze Heiland, samen het Lichaam
van de Heer vormen, dan zijn wij Zijn handen
en voeten, dan klinkt in onze woorden Zijn
stem, dan denkt en voelt Hij
in ons, kleine mensen.
Je kunt denken aan de cellen in een lichaam
die in direct contact staan met de cellen er omheen, maar
geen weet hebben van wat er verderop gebeurt. Zij worden aangestuurd door
zenuwen, of door stofjes die van de ene
cel naar de andere gaan, soms op grote afstand, en op een wonderbaarlijke
wijze gehoorzamen die cellen samen
als spieren, als botten, enzovoort,
aan de wens die in het hoofd opkomt om
een stap te zetten, om dit of dat
te doen. Wij weten hier en daar wel
een beetje hoe een stukje van dat proces gaat
in het lichaam, maar het meeste blijft
voor de wetenschap verborgen.
Dan is het ook geen wonder, dat
het onze pet te boven gaat hoe God
in ons werkt en handelt.
Maar één ding weten wij wél:
de Heilige Geest, die
beweegt ons.
Die inspireert ons op de een of andere
manier.
Zij is als de zenuwbanen
en meer nog als de stofjes die in het lichaam de ene cel aanzetten
tot delen, en de andere tot samentrekken.
Net wat er nodig is.
Wij hoeven het niet te begrijpen, maar
we mogen wel weten dat God zo liefdevol
en intiem met ons verweven is, dat wij werkelijk deel
uitmaken van Hem, van Haar,
ook al ervaren wij dat niet altijd, ook al zien wij het niet. God
laat ons niet vallen, God
laat ons niet los, ook niet als
het moeilijk is, ook niet als wij het haast
niet meer op kunnen brengen om ons op Hem
te richten.
Het gaat niet om de juiste, de correcte manier
van aanbidden, want dankzij Jezus,
die op weg ging naar Jeruzalem, wetende
dat Hij daar de dood zou vinden, mogen wij
God in Zijn Geest en Waarheid aanbidden.
Wat een voorrecht, wat een geschenk!
Waar zie je het aan, dat een gemeente God waarachtig
dient? In elk geval aan het feit dat ze leven
in het geloof dat Jezus
werkelijk is opgestaan uit de dood. En
dat Hij Zijn Geest
heeft gegeven, opdat wij allen een
zijn in Hem.
Ja, dan is er natuurlijk geen plaats voor kinderachtige ruzies
over wie er nu gelijk heeft in bepaalde zaken. Wij zijn ver van de
Weg gedwaald, als we ons daarmee bezig
houden, want dat betekent altijd dat wij ons zelf, en onze eigen
mening, meer waard vinden dan God.
Au!
Daar mogen we wel eens aan denken, als wij in de verleiding
komen om ergens een groot punt van te maken. Gaat het dan
om ons of gaat het werkelijk om het heil
van het Lichaam van de Heer?
Hoe dat ook zij, en wat onze zwakke
punten ook zijn: wij mogen er voor God zijn.
Hij houdt van ons, zoals we zijn. En Hij
wil ons in Jeruzalem zien.
Niet dat wij nu een retourtje Israël moeten kopen.
Hij wil dat wij op pad gaan in ons leven,
alsof al onze pijnen en al ons verdriet
al genezen zijn.
En dan genezen ze.
Door Gods Liefde,
die wij in Jezus kunnen zien.
Die wij in de Geest kunnen ervaren.
Hier, samen, als mensen
van God.
Maar straks ook weer thuis, op school, op onze werkplek,
of waar wij ook maar mogen zijn. Als wij ons open stellen voor die
Liefde.
Wij zijn geliefde kinderen van God. Ieder
van ons. Wij zijn onverbrekelijk met Hem
verbonden, zolang wij naar Hem zoeken,
zolang wij ons op Hem richten.
God houdt van je.
Leef daar dan ook naar, en laat het zien.
Amen
Stilte
Orgelmuziek.
Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om door
te geven, om met velen te delen en er zo meer van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen:
in de collecte
Na het gebed over de gaven zingen wij: NL353
Collecte
Offerandegebed
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, het is
allemaal uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd,
liefde en aandacht.
Wijs ons in dit alles de weg, en zegen onze gaven om Jezus’ wil… Amen.
NL353
Voorbeden
Laten wij danken en bidden, samen met onze broeder Maarten Luther:
Lieve God, Wij willen U aanbidden en danken om alle goede dingen die U ons geeft
naar lichaam en geest., en vooral voor de blijde
boodschap die we mochten horen. Geef dat het krachtig in ons werkt, en
ons een diep begrip geeft van Jezus Christus, die door Zijn dood onze
gerechtigheid, door Zijn opstanding ons leven en door Zijn Evangelie onze
wijsheid geworden is.
Bron van
barmhartigheid, wij bidden U dat U Uw kerk met allen die haar dienen
wilt bezielen door Uw Geest, opdat Uw heilig Woord
er naar waarheid wordt gebracht. Dat
daardoor geloof en werkzame liefde versterkt mag worden in ons allen.
Zegen allen die geroepen zijn om op hun eigen plek in kerk en samenleving te
dienen, en met name
hen die worden opgeleid tot het ambt dat de verzoening
preekt.
Ook bidden wij U voor zending, en dienst aan de naaste. Voor Israël, Uw volk,
en zijn omgeving, om Uw beloften aan Abraham, Izaäk en Jacob, aan Sara, Rebekka,
Rachel en Lea... Dat zij tot zegen zijn....
Wij bidden U voor koning en voor vaderland, voor allen die macht en
verantwoordelijkheid hebben, dat zij die mogen uitoefenen in Uw kracht en
wijsheid, opdat gerechtigheid
en vrede overal ter wereld moge groeien.
Zegen de opvoeders van de jeugd met liefde,
vertrouwen, en gevoel voor humor.
Geef mensen eerlijk werk, en maak ons dankbaar voor het voedsel dat we dagelijks
van U krijgen.
Denk in Uw goedheid aan alle mensen in nood, voor de slachtoffers van het
verkeer, van oorlog en van natuurrampen…
Geef de zieken de gratie zich aan U toe te
ver-trouwen, wij bidden U voor Jo de Bos en zijn vrouw om gezondheid, en troost
hen die in rouw gedompeld zijn.
Weer in Uw genade alles van ons af
dat leven en geloof bedreigt.
Laat ons de Heer bidden :
G : Heer ontferm U
Blijf dan bij ons, in alle voor- en tegenspoed, opdat wij in vreugde
voor U leven, in Uw genade sterven en Uw Rijk binnengaan
door Jezus Christus, Uw Zoon, met U en de Heilige Geest, waarachtig God,
hooggeloofd in eeuwigheid.
Met Hem willen wij U samen danken en bidden met de woorden:
Onze Vader, die in de hemelen zijt,
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Rijk kome, Uw wil geschiede,
gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren,
en leid ons niet in verzoeking,
maar verlos ons van het kwade
Ons slotlied is lied 793:1
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ het tweede vers.
Zegen:
God moge zijn in ons hoofd
en in ons begrijpen:
God moge zijn in onze ogen en in ons kijken:
God moge zijn in onze mond en in ons spreken:
God moge zijn in ons hart en in ons denken:
God moge zijn in ons komen en ons vertrekken.
Zo zegene ons God,
de Vader, de Zoon
en de Heilige Geest, van nu aan tot in eeuwigheid
Amen.
NL 793:2
(en
toen was er koffie...!)