zondag 3 na Epifanie
2004
(25 januari) te Winschoten-Pekela-Wildervank in de Lutherse kerk
te Winschoten, Vissersdijk
70, 25 januari om 10 uur. Organiste: Ingrid Noack.
Kerkelijke tijd: Epifanie, kleur groen.
Aanwezig: ongeveer 35 mensen
WIJ ZIJN HIER AANWEZIG IN DE NAAM VAN DE
VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST.
Amen
ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft.
WIJ BELIJDEN VOOR DE ALMACHTIGE GOD,
DAT
WIJ GEZONDIGD HEBBEN,
GEZONDIGD,
IN GEDACHTEN, WOORDEN EN DADEN
HET
IS ONZE SCHULD, ONZE EIGEN GROTE
SCHULD.
DAAROM
VRAGEN WIJ GOD, DE ALMACHTIGE,
DE
BARMHARTIGE, ZICH OVER ONS TE ONTFERMEN,
ONS
AL ONZE ZONDEN TE VERGEVEN
EN
ONS TE BEVRIJDEN VAN ALLES WAT VERKEERD IS. AMEN
De
Almachtige God schenke ons Zijn
genade
AMEN
ZO LIEF HAD GOD DEZE WERELD, DAT
HIJ ZIJN ENIGE ZOON GEGEVEN HEEFT, OPDAT IEDER DIE IN HEM GELOOFT AAN HET
VERDERF ONTKOMT, EN EEUWIG LEVEN HEBBEN MAG!
Ons introïtuslied, deze derde zondag van de Epifanie,
is .psalm
42: 1, 7. Evenals een moede hinde...
LATEN WE DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING MET DE NOOD VAN DEZE WERELD,
MAAR LATEN WIJ DAN OOK ZIJN NAAM PRIJZEN,
OMDAT ER AAN ZIJN BARMHARTIGHEID GEEN EINDE KOMT
Zondagsgebed
Lieve God, dank U dat we bij elkaar mogen komen, om van U te horen, hoe wij
samen verder gaan in Uw Naam, in Uw nabijheid.
Zegen ons met Uw Heilige Geest, dit uur, en alle dagen van ons leven, opdat we
verstaan en kunnen volbrengen, wat U met ons leven voor hebt.
Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Lezing Oude Testament Jesaja
61: 1 - 9.
De terugkomst uit de ballingschap is aanstaande. Deze Jesaja profeteert
daarvan. Dit zijn drie verschillende profetieën die we achter elkaar lezen:
1 – 3: Jesaja verhaalt waartoe hij is geroepen, en wat de Heer van plan is,
4
– 7: het volk zal een priesterlijk volk worden en zo gecompenseerd worden voor
het geleden leed.
8
– 9: De Aanwezige is Zelf aan het woord, en legt uit hoe Hij in elkaar zit, en
dat iedereen zal zien dat Hij het volk zegent.
Ik lees U: Jesaja 61: 1 – 9
61:1
Een Geest van mijn Heer God (kwam) over mij,
omdat Hij mij zalfde, de Aanwezige, om een goede
tijding te brengen aan mensen aan de onderkant van de maatschappij, Hij
heeft mij (er op uit) gestuurd om hen te verbinden, die een gebroken hart
hebben, om te roepen tot de gevangenen: ‘Vrij als een vogel!’, en tot
de geketenden: ‘De gevangenis (staat) open!’
2. … om te roepen: ‘Een jaar van genade voor
de Aanwezige! Een tijd van genoegdoening voor
onze God, tot troost van allen die rouw dragen…
3.
… om de rouwdragenden van Sion rechtop
te doen staan, om hen een sieraad (op
het hoofd) te zetten, in plaats van as (teken
van rouw), om feestelijke parfum
te geven, in plaats van een rouwklacht,
om een mantel van lofzang te geven in plaats van
een gevoel van onmacht, ja, men noemt hen: Machtigen
aan rechtvaardigheid! Een planting van de
Aanwezige, waar Hij eer mee inlegt’.
4.
Opgebouwd worden de ruines
van vroeger, verlaten door de voorouders,
ze worden hersteld, ja, vernieuwd,
de verwoeste steden die al generaties lang verlaten
zijn.
5.
Buitenlanders zullen er bezig zijn, en ze zullen jullie
vee weiden, ja, vreemdelingen werken op jullie boerderijen,
en in jullie wijngaarden.
6.
Maar jullie zullen priesters van de Aanwezige genoemd
worden,
ja, dienaren van onze God. De rijkdommen van de
vreemde volkeren zullen jullie genieten, wat betreft hun luister zullen jullie
hun plaats innemen.
7.
In plaats van jullie oneer (is er dan)
een (hoge) rang, en (in plaats van) smaad
zullen ze vleiende liederen laten horen in hun land, daarom zullen ze een
(hoge) rang krijgen, eindeloze vreugde zal de hunne zijn.
8.
Want Ik, de Aanwezige,
ben (Iemand) die houdt van recht,
die een hekel heeft aan plunder en roof.
Ja, Ik geef ze waarachtig wat hun toekomt,
en Ik sluit een eeuwig verbond met ze.
9.
Ja, ze zullen bekend staan onder de vreemde volkeren als hún nageslacht, en hun
afstammelingen temidden van de naties, allen die hen zien zullen hen erkennen
als nakomelingen die gezegend zijn door de Aanwezige.
Ik stel voor dat we zingen: gezang 489. = Lied 807
Laten we dat om en om zingen: Het eerste en laatste vers allen samen, en de
tussenliggende versen om de beurt de zusters en de broeders. Dus 1 allen, 2
vrouwen, 3 mannen enzovoort.
Zo dacht ongetwijfeld ook de gemeente in Corinthe, waar Paulus aan
schreef. Wij lezen uit zijn eerste brief (die waarschijnlijk later is
geschreven dan de brief die wij kennen als de tweede, maar dat geeft niet)
hoofdstuk 12: 12 – 27.
De gemeente is een eenheid in verscheidenheid van genadegaven. Paulus
illustreert deze gedachte nu breedvoerig met het beeld of de fabel, in de
Oudheid zeer verbreid, van het menselijk lichaam en zijn ledematen, die op
elkaar zijn aangewezen. Maar in v. 12-13.27 gaat hij boven de simpele
vergelijking uit door de kerk het lichaam of een lichaam van Christus
te noemen, een gedachte die in de brieven aan de gemeenten in Colossos en Efese
wordt uitgewerkt en aangevuld met de idee dat Christus het hoofd is van zijn
lichaam. We lezen:
12.
Precies zoals het lichaam één
is, en veel lichaamsdelen kent, want
alle lichaamsdelen van het lichaam, hoe veel het er ook zijn, vormen een
lichaam, zo is het ook (met) Christus.
13.
Immers: we zijn ook allemaal in een Geest
gedoopt tot één lichaam, of we nu Joden zijn
of Grieken, of we dienen of vrij zijn, en allen zijn we met één
Geest overgoten.
14.
Immers: ook het lichaam bestaat niet uit maar een
lichaamsdeel, maar uit vele.
15.
Stel dat de voet zegt: Omdat ik geen hand
ben, hoor ik niet bij het lichaam, behoort hij daarom niet bij het
lichaam?
16.
En stel dat het oor zou zeggen: Omdat ik geen oog
ben, behoor ik niet bij het lichaam, behoort het daarom niet bij het
lichaam?
17.
Als het lichaam een en al oog
was, waar bleef dan het gehoor? Als het een en
al gehoor was, waar dan de reuk?
18.
Nu dan, God heeft de lichaamsdelen stuk voor
stuk een plaats gegeven in het lichaam, zoals Hem
goed dacht.
19.
Maar als dat alles één deel was, waar bleef dan het lichaam?
20.
Nu zijn er dus vele lichaamsdelen,
maar (slechts) één lichaam.
21.
Het is niet mogelijk dat het oog zegt tegen de hand:
‘Ik heb jou niet nodig’, of dat op zijn beurt het hoofd zegt tegen de
voeten: ‘Ik heb jullie niet nodig’…
22.
Nog sterker: juist die delen van het lichaam
die menen onaanzienlijker te zijn (dan de rest), zijn onmisbaar…
23.
en die, waarvan wij denken dat ze de onwaardigste van het lichaam zijn,
die geven we de grootste eer, en van onze minst
aantrekkelijke lichaamsdelen maken we het meeste werk,
24. maar onze aantrekkelijke punten hebben (dat) niet nodig.
Echter: God heeft het lichaam (met zorg)
in elkaar gedraaid, waarbij Hij aan het minste overvloedige eer
geeft,
25.
opdat er geen verdeeldheid mag zijn in
het lichaam, maar dat alle lichaamsdelen dezelfde zorg
voor elkaar hebben.
26.
En stel dat een lichaamsdeel lijdt, dan lijden toch alle andere
mee! Stel dat een lichaamsdeel geprezen wordt, dan delen alle
lichaamsdelen in de vreugde.
27.
Jullie vormen een lichaam van Christus, en als
individu een lichaamsdeel.
(En
dan volgt na nog een paar verzen het hoofdstuk van de liefde).
We hebben dus alle reden om in te
stemmen met de Psalmist die zegt: .Halleluja.
De Heer is Koning, dat de aarde juiche, dat vele kustlanden zich verheugen.
HALLELUJA!
We leven nog in de tijd van Epifanie, van het verschijnen op Zijn troon van de
Heer. Laten we daarom zingen: Gezang 161 over die tegendraadse koning van ons…
= Lied 527
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: .Lucas
4: 14 - 21.
Na de verzoeking in de woestijn:
14. En Jezus keerde in de kracht van de Geest
terug naar Galilea, en er deed een gerucht over Hem de ronde, door
heel de omgeving heen…
15. maar Hij onderwees in hun synagogen,
door iedereen in hoge eer gehouden.
16. En Hij kwam naar Nazareth, waar Hij was grootgebracht, en Hij ging,
zoals Zijn goede gewoonte was, op de Sabbatsdag de synagoge binnen, en Hij stond op om
te lezen.
17. Hem werd nu het boek van de profeet Jesaja
gegeven, en toen Hij het boek open rolde, trof Hij de plaats waar staat
geschreven:
18. ‘Gods Geest rust op mij….!
Die heeft mij gezalfd om armen een
blijde boodschap te brengen, die heeft mij er op uit gestuurd om gevangenen
vrijheid aan te kondigen, en blinden: dat ze weer op kunnen zien;
om hen die vermorzeld zijn (door onderdrukking)
in vrijheid weg te laten gaan;
19. om een tijd aan te kondigen, die Gode
welgevallig is.’
20. En terwijl Hij het boek sloot en het terug gaf aan de
dienstdoende, ging Hij zitten, en de ogen
van iedereen in de synagoge waren gespannen
op Hem gericht.
21. Hij begon te spreken tot hen, en wel: “Vandaag
is wat hier geschreven staat voor jullie oren vervuld!”
Zalig die het woord van God horen en er gehoor
aan geven
IN ANTWOORD OP GODS WOORD WILLEN WIJ ONS GELOOF BELIJDEN:
Wij geloven in God, schepper van hemel en aarde,
van meer dan we kunnen bedenken,
van alles wat is.
Wij geloven dat God van ons houdt,
zoals een Vader en een Moeder,
voor ons wil zorgen, ons beschermt.
Wij geloven dat God mens werd:
Jezus, om ons lot te delen,
om op Zich te nemen
onze zonden, al ons leed.
Om dwars door dood en hel heen
ons thuis te halen in de hemel,
eens... op Zijn tijd.
Wij geloven dat Gods Geest
tot ons spreekt in brood en wijn,
in woord en lied,
in de stilte van ons hart,
om ons op de weg te zetten
naar God en naar de ander,
om zo beeld van God te zijn.
Wij geloven dat mensen-op-weg-naar-God
bij elkaar horen, als de vingers van een
hand,
als de leden van een lichaam,
ongeacht
rang of stand, kerk of land.
Wij geloven dat doop en
vergeving,
genade en goedheid
ons in eeuwigheid zullen doen leven,
met elkaar en met God.
Amen.
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve mensen van God,
Mensen, van verschillende plaatsen bij elkaar gekomen om te horen wat God
ons te zeggen heeft deze morgen, zoals ook in Jezus’
tijd mensen van heinde en ver kwamen om dat te horen…
Niet dat ik me hier nu met de Heer wil
vergelijken, maar wel geloof ik dat het dezelfde Geest is die ons inspireert, dezelfde
Geest, die de woorden van God
in ons hart legt, opdat we die doorvertellen.
Jezus was na Zijn doop en verheerlijking direct de woestijn ingevoerd om beproefd
te worden. Daar hebt U ongetwijfeld vorige week over kunnen horen. Nu
gaat Jezus rond als een reizende
theoloog, die op de Sabbath, en op andere
dagen, als Hij daartoe wordt uitgenodigd, in hun synagogen preekt.
Hij is een doorslaand succes. De mensen lopen uren om Hem te
horen, en de mond op mondreclame
werkt perfect. Iedereen heeft het over Hem.
Je kunt je voorstellen dat de mensen in
Nazareth, als Hij toch hun kant op
komt, wel eens willen horen wat er van die
jongen van Maria en Jozef de timmerman, zaliger nagedachtenis, terechtgekomen
is. Tot aan Zijn pensioen heeft Hij de zaak van Zijn vader voortgezet, en nu Hij
dertig is, en de leeftijd heeft om grootvader te worden, (al zit
dat er niet in) doet Hij wat aan godsdienst. Nu ja, ieder
zijn meug.
En zo is het druk, die Sabbath, in de synagoge
van Nazareth. En als Jezus dan opstaat om
aan te geven dat Hij wel iets wil lezen
en zeggen, dan stoten ze elkaar aan: nu
zul je het hebben!
Ze horen met verbazing de woorden die voor die sabbath op de rol staan -
zoals ook wij liturgische leesroosters hebben, zo had de synagoge die destijds
ook - uit Jezus’ mond komen met een ernst
en een overtuiging, alsof Hij de profeet zelf
is, en het is alsof deze woorden voor het eerst worden gesproken: recht
uit het hart van God.
En we mogen aannemen dat ook Jezus ze zo hoort:
als woorden die tot Hem gesproken zijn.
Hierin herkent Hij, na de intense
gesprekken met Zijn Vader in de woestijn, waar Hij zocht naar richting
voor Zijn toekomst, naar leiding en verlichting,
in deze oude woorden herkent Hij
opeens Zijn roeping. Dit ís het:
hier is Hij voor geboren!
Dit slaat op Hem.
‘Vandaag is voor jullie oren vervuld wat hier geschreven staat’, zegt Hij.
Op het moment dat ze het hoorden, gebeurde
het.
Het Hebreeuwse woord dabar betekent zowel woord als daad, gebeurtenis.
Als het woord wordt uitgesproken,
wordt daarmee het gesprokene een feit.
Dat slaat allereerst op Gods scheppingswoorden:
Hij sprak, en het stond
er. Het was er.
Zo gaat het ook wanneer Jezus deze
woorden in de mond neemt. Hij schept Zich een nieuw bestaan, een nieuwe toekomst.
Een toekomst waar ook wij
allen deel van uitmaken.
We zien het in de evangeliën overigens wel vaker: dat Jezus een
tekst uit het Oude Testament in de mond neemt,
en dan zegt: dat slaat op Mij.
Hij gaat letterlijk creatief met de
Schrift om.
Dat moge ons duidelijk maken, dat wij er niet zo letterlijk mee om mogen
gaan, dat de tekst voor mensen dodelijk
wordt, en wonden slaat in plaats van ze
te verbinden.
Dit terzijde.
Het is U misschien opgevallen, dat de tekst, zoals Lucas die
citeert, niet precies is zoals ik die uit Jesaja
61 las, maar dat komt omdat Lucas
speelt met de tekst, er onder andere ook een stukje uit Jesaja
58 in doet, om zo nog beter naar voren te laten komen waar het om gaat:
de komst van een geheel nieuw tijdperk,
een tijd van Gods welbehagen in mensen.
Een tijd waarin dat zichtbaar en tastbaar wordt – in Jezus.
En Jezus maakt dat welbehagen van God in de mensen zichtbaar in Zijn dienend
bezig zijn, in Zijn bevrijdend
Woord, een woord dat prikkelt en nieuwe mogelijkheden
schept.
Ook voor U en voor mij.
Hij doet dat op grond van oude woorden.
Wondere woorden vol beloften, beloften voor toen,
maar ook voor nu! Zo gaat dat met Gods
Woord.
Het heeft eeuwigheidswaarde!
Wie in het oude Israël God serieus nam, zorgde
voor de kwetsbare medemens.
Die zorgde voor weduwen en wezen, voedde en kleedde de armen en
zocht de gevangenen op.
Je kon, wanneer het gevangenen waren die ingerekend waren omdat ze een schuld
hadden die ze niet betalen konden, ze zelfs bevrijden
door hen vrij te kopen. Door hun schuld af te betalen.
Jezus gaat niet met een zak geld
rond, dat laat Hij aan de rijken over, (en aan de diaconie), maar Hij is gekomen
om de ketenen te verbreken,
die ons verhinderen voluit mens te zijn zoals God
dat bedoelde. Soms betekent dat, dat
Hij mensen lichamelijk geneest, meestal betekent het allereerst
een geestelijke genezing, waardoor de dingen
die gebeurd zijn, dingen waardoor we ons, al dan niet terecht, gekwetst
voelen, kapot gemaakt, verbroken soms, hun scherpte verliezen,
en ons niet meer het zicht benemen op God en
op de andere mensen.
God redt, God bevrijdt, dat is de
betekenis van de naam Jezus, en die
betekenis maakt Hij waar,
toen en nu, ook hier
en voor ons.
Hij is gekomen om hen die zich blind staren op hun zere
plekken, waar die
ook mogen liggen, weer op te laten
kijken naar God.
Hij is gekomen om ons weer in vrijheid
weg te laten gaan, zodat we verder
kunnen, ook als het voelt alsof ons hart
in ons gebroken is, door mensen, door omstandigheden
en misschien wel door onszelf.
Hij staat hier vandaag
in ons midden, met open handen, en vraagt
ons dat we ons leven in Zijn hand willen leggen. Dat we onze hand
in de Zijne leggen, zodat Hij
ons kan helen en genezen, zodat Hij met ons op weg kan
gaan, naar een wereld waar alle mensen zich gelijkwaardig
weten: allemaal beminde mensen in Gods
oog, aan Gods hart.
Een wereld, waar de verschillende mensen
die de kerk met hun gaven dienen niet meer of beter zijn dan anderen,
waar we als gemeente oprechte zorg
hebben voor elkaar, als broers en zussen in een liefdevol
gezin.
Een wereld, waar het dienen van God onze eerste
zorg is: waar we Gode een priesterlijk volk zijn, en waar we de zorgen
van de wereld aan anderen over mogen laten. (We lazen dat bij Jesaja,
waar de overvallers van vroeger nu het land en
het vee verzorgen, niet omdat ze het veroverd hebben, maar opdat
Gods volk zich helemaal op Hem kan richten!) Niet
dat we de wereld aan zijn lot over laten, want Jezus nodigt ons wel
uit om in Zijn voetstappen, en in die van
Zijn dienaren Paulus en Jesaja, en van al
de profeten, veel te spreken
over Gods liefde, en die in ons eigen
leven te laten zien.
In de practijk van alle dag.
Dan kan iedereen zien, dat we er ernst
mee maken, als we bidden: Uw koninkrijk kome, waar Uw wil geschiedt op aarde
zoals in de hemel… Dan wordt de tijd waarin wíj
leven ook aangenaam voor God.
Omdat we Hem werkelijk serieus nemen, en elkaar ook,
omdat we gedrenkt zijn in één Geest, een Geest van liefde, grote
liefde.
Omdat we naar elkaar en naar vreemden
kijken met Gods ogen. Liefdevolle
ogen. En omdat we, ook al vinden we zelf misschien dat wij helemaal niet
belangrijk kunnen zijn, toch het lef
hebben te doen wat God van ons vraagt:
Hem dienen, een priester
waardig.
Voor God zijn we allemaal vreselijk belangrijk!
Allemaal even belangrijk!
Als we Hem zo dienen, met heel ons doen en laten, gebeuren er wonderlijke
dingen.
Dan zullen mensen God loven, zoals ze
deden, als ze Jezus hoorden spreken en zagen
handelen.
Dan zullen we samen verder kunnen gaan, Gods toekomst
tegemoet, wat er in kerk of maatschappij of in ons eigen leven ook
gebeuren zal.
We zijn veilig als we leven aan Gods
hand, en in Zijn dienst.
Amen.
Muziek
GODS LIEFDE IS GROOT EN STREKT ZICH UIT TOT ALLE MENSEN,
WIJ KUNNEN DAARIN DELEN:
DAG AAN DAG MET VRIENDELIJKHEID EN AANDACHT,
GELD EN GEDULD,
NU KUNNEN WE ER GESTALTE AAN GEVEN, ALS EEN GOED BEGIN,
IN DE COLLECTE
Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 437
Nu eerst de
Collecte
Gebed over de gaven
LIEVE GOD, WILT U ALSTUBLIEFT ZEGENEN WAT WE HIER BIJELKAAR HEBBEN GEBRACHT,
ZODAT HET IS TOT EER VAN UW NAAM,
EN ZODAT HET UW GEMEENTE WERELDWIJD TEN GOEDE KOMT.
LAAT HET EEN OFFER MOGEN ZIJN, DAT ONZE DANKBAARHEID EN LIEFDE UITDRUKT,
DOOR JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER. AMEN
Lied .437.
= Lied 834
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U, omdat Uw woorden van ouds ook voor ons hier waarde
hebben, ja, dat ze er van spreken dat ook wij waardevol zijn voor U, stuk voor
stuk, ieder op zich.
Wij wisten wel van horen zeggen, dat U veel van ons houdt, maar zo komt U heel
dichtbij….
Dat U zo met ons wilt verkeren, dat we U
wezenlijk ter harte gaan, daar danken we U voor.
Wij bidden U dan ook, in alle bescheidenheid, om Uw Geest en Haar gaven, om Uw
leiding, in alle delen van ons leven, zodat we er van harte naar kunnen streven
U nummer één in ons leven te laten zijn,
om aan U de richting en het doel van ons leven over te laten.
Wij bidden U ook, dat we – aan Uw Hand – mogen leren inzien, dat alle andere
mensen voor U net zo belangrijk zijn als wij, en wij net zo belangrijk als de
anderen. Leer ons dan ook zo met elkaar omgaan: zodat we op niemand neerkijken,
en tegen niemand opkijken, tenzij als een voorbeeld op de weg naar U.
Heer, wij danken U, dat er nog altijd zoveel mensen gevonden worden, die U
willen dienen in kerk en maatschappij. Open ons de oren en het hart, opdat we Uw
stem ook verstaan, wanneer U komt vragen of we – hetzij in de kerkeraad,
hetzij in een vrijwilligersgroep – voor U aan de slag willen gaan.
Goede God, er zijn zoveel mensen die een gebroken hart hebben, die werkelijk
lijden aan hun verdriet…
Verdriet om relaties die niet goed zitten, verdriet om de weg van de kerk, de
angst dat die niet op weg is naar U toe, verdriet van anderen, omdat het maar
niet op wil schieten met dat ene
lichaam van de Heer…
Wil bij ons komen met die liefde, die zichzelf niet zoekt, en leer ons die van
binnenuit kennen en herkennen. U belichaamt die liefde, maar wij herkennen U
daar vaak niet in, en dat doet pijn. U en ons.
Heer, wij geloven, kom ons ongeloof te hulp!
En waar wij niet kunnen geloven, niet meer of nog niet, wil ons dan dragen
totdat we lopen kunnen, aan Uw Hand…
Voor heel deze wereld willen we bidden, voor de koningin en de regering, voor
alle overheden in hun dienende taak… voor mensen die werk hebben dat ze te
zwaar valt, en voor mensen die het zo zwaar valt dat ze geen werk hebben…
O God, U weet alles wat ons bezwaart, en U luistert als we in de stilte van dit
uur U toefluisteren wat op ons hart ligt…..
Wij danken U, dat U van ons houdt, en naar ons luistert. Zegen allen die hier
hadden willen zijn, allen die wij missen, alle zieken, ik denk in het bijzonder
aan Janneke Lowes-Bos, aan mevrouw Ruules, aan mevrouw Cathy Schoore...
en aan allen die wij in onze persoonlijke kring kennen, en wij vragen U om bij
hen te zijn, zo dicht dat ze het voelen en merken, om hen aan te raken met Uw
helende Geest, en hen en ons te helen en te genezen, omwille van Jezus onze
Heer, die ons leerde bidden:
ONZE VADER, DIE IN DE HEMEL ZIJT,
UW NAAM WORDE GEHEILIGD
UW RIJK KOME
UW WIL GESCHIEDE, OP AARDE ZOALS IN DE HEMEL.
GEEF ONS HEDEN ONS DAGELIJKS BROOD
EN VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN,
ZOALS WIJ AAN ANDEREN HUN SCHULD VERGEVEN
EN LEID ONS NIET IN VERZOEKING
MAAR VERLOS ONS VAN HET KWADE
Ons slotlied, dat we staande zingen is gezang .481:
1 en 2. = Lied 838
Na de zegen, zingen
we, in plaats van het ‘Amen’ vers
4.
Zegen:
De heilige God van Israël,
de Vader van alle
mensen,
wil ons behoeden met Zijn liefde,
wil ons dragen met Zijn Geest,
wil ons voorgaan in Zijn Zoon.
Alle dagen
van ons leven.
Amen.
lied .481:4.
En
toen was er koffie!