Voor eerdere diensten klik hier:
Zondag 6
na Trinitatis 8 juli 2018 in de Lutherse kerk te Leerdam
Orgelspel
Afkondigingen en aansteken van de kaarsen.
- Gedachtenis aan
professor Zwanepol -
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam
van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Confiteor
Laten wij ons verootmoedigen
Goede God, wij vertrouwen
op Uw Woord,
daarom zijn wij hierheen gekomen.
Wij bidden U voor allen die daar toe niet in staat zijn.
Lieve God, Uw genade
is groter dan ons tekortschieten.
Daarop vertrouwen wij, als wij vragen om vergeving,
als wij U vragen om al
wat ons aan zorgen en vragen,
aan verdriet
en onrust aankleeft, van ons weg te nemen,
opdat wij U in alle vrijheid
als Uw kinderen kunnen aanbidden.
Heer,
vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven!
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft,
opdat ieder die in Hem gelooft
aan het verderf ontkomt,
en eeuwig
leven hebben mag!
Introïtus:
De Antifoon voor deze zondag luidt:
De Heer is de kracht
van Zijn volk,
een burcht
van redding voor Zijn
gezalfde.
A:
Red het volk dat U toebehoort, zegen het, wees zijn redder en draag het voor
eeuwig. (psalm 28: 8-9)
En de psalm lezen wij zo:
Ik zal U blijven storen met mijn stem:
ik laat mij nog niet los van U begraven.
U mag mijn woede horen,
want ik woed om U.
Wat zoeken mijn overgebleven handen hier
behalve U?
Hoor mijn roep dan. Weet mét mij:
dat U zult zijn! Dat hoop
ik,
dat houdt mijn hart, mijn handen gaande.
Wat zeg ik liever, dan dat U
er bent?
Lloyd Haft naar psalm 28
Nogmaals de Antifoon:
De Heer is de kracht
van Zijn volk,
een burcht
van redding voor Zijn
gezalfde.
A: Red het volk dat U toebehoort, zegen het, wees zijn redder en draag het
voor eeuwig.
Laten we de Heer aanroepen om ontferming
met de nood van deze wereld,
- die is groot! - groter dan wij aankunnen -
maar laten wij dan ook Zijn Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid
geen einde komt!
Zondagsgebed
Heer
van hemel en aarde,
van verleden en toekomst,
van dood en Leven,
U aanbidden wij, U
vertrouwen wij.
Neem ons aan als Uw
kinderen
door Jezus Christus, onze Heer.
Amen.
Lezing Oude Testament: Ezechiël 2: 1-7
Ezechiël had een visioen. Het was de aanblik van de stralende verschijning van
de HEER, en toen hij dit zag, wierp hij zich voorover op de grond.
Hij hoorde een stem
2:1 die tegen hem zei: “Mensenkind, sta óp,
dan zal Ik met je spreken.”
2 Terwijl deze woorden klonken,
(zegt Ezechiël) voer er een Geest in mij die me weer op deed
staan, en er werd opnieuw tegen mij gesproken:
3 “Mensenkind,
Ik stuur
jou naar de Israëlieten,
naar dat weerspannige volk dat tegen Mij in opstand is gekomen. Tot op de dag van vandaag
verzetten
ze zich tegen Mij, zoals
ook hun voorouders hebben gedaan.
4 Naar dàt volk, dat zo halsstarrig en eigenzinnig is, stuur
Ik jou. Je moet
tegen hen
zeggen: “Dit zegt
God, de HEER ...”
5 En of ze nu horen
willen of niet – het is immers een opstandig slag –, ze zullen weten
dat er een profeet
in hun midden is geweest.
6 Maar jij, mensenkind, jij hebt van hun woorden (en daden) niets
te vrezen,
je hoeft voor hen niet bang te zijn, ook al ben je tussen brandnetels
en doornstruiken
en verkeer
je met schorpioenen.
Je hoeft je door dat slag niet àf te laten schrikken of angst
te hebben voor hun woorden, hoe opstandig ze ook zijn.
7 Je moet hun laten weten
wat Ik te zeggen
heb, of ze nu horen willen of niet, hoe opstandig ze ook zijn!”
Tot hier toe de lezing. Dat klinkt nogal heftig.
Maar het betekent wél dat de Aanwezige geduld met mensen heeft, en hen, ons nieuwe
kansen geven wil.
Dat is genade. Daarom
willen we Hem loven.
Onze Graduale: is psalm 117d 2x
Epistel: 2
Corinthe 12: 1-10
In Corinthe wordt Paulus’ autoriteit betwijfeld door vrome Joden, die
zeggen dat zij pas het ware zijn... Hij zegt
dat hij in niets voor hen onderdoet, en dat hij voor de Heer
meer heeft gedaan dan zij allemaal. Het gaat er echter niet om wie of wat
we zijn, en hoe legitiem we bezig zijn. Het gaat uiteindelijk om God!
Paulus gaat zó verder:
1. Moet er al ergens op beroemd worden – het leidt wel tot niets
– maar dàn kom ik op visioenen
en openbaringen van de Heer!
2. Ik weet van iemand
in Christus, die een jaar
of veertien geleden – en ik weet echt niet of het in het lichaam
was, of dat het buiten het lichaam was, ik weet het niet, maar God weet het – (ik weet van) die persoon dat die tot aan de
derde hemel werd gevoerd.
3. Ja, ik weet dat die
persoon – of het in het lichaam gebeurde of daarbuiten, ik weet
het niet, God weet het! – (ik weet dat hij) naar het Paradijs gevoerd werd,
4. en onuitsprekelijke woorden
hoorde, die een mens gewoon niet in de mond
mag nemen.
5. Over die persoon wil ik wel roemen, maar over mijzelf zal ik dat niet doen,
hoogstens over mijn zwakheid.
6. Want àls ik me al wens te beroemen op iets, dan zal ik niet dwaas
zijn, maar de waarheid spreken,
ik zie er echter liever van af, zodat niemand iets anders aan
me toeschrijft, dan
wat hij of zij van mij ziet
of hoort,
6b. èn om het buitengewone van de openbaringen!
7. Want om te zorgen dat ik niet met mijn hoofd in de wolken
zou lopen, daarom is mij iets scherps in het vlees
gestoken, een bode van de duivel, om mij onder de duim te houden, zodat
ik niet met mijn hoofd in de wolken zou lopen.
8. Ik heb wat dat betreft drie maal
de Heer ernstig gebeden,
dat het uit mij weggehaald zou mogen worden,
9. maar Hij heeft mij gezegd:
“Voor jou is Mijn genade
genoeg, want Mijn kracht komt pas in zwakheid tot volle ontplooiing.”
10. Het allerliefst beroem ik mij daarom op mijn zwakheden, opdat de kracht
van Christus bij mij een woonplaats
vindt!
Tot hiertoe de lezing.
De Psalmist zingt: Overvloedige vreugde is in Uw
nabijheid, voor altijd
een lieflijke plek aan Uw
zijde! (psalm 16:11b)
HALLELUJA!
Lied 675
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Marcus
6: 1-6
Voorafgaand: Jezus heeft veel wonderen gedaan, aan de overkant van het meer
van Tiberias heeft Hij een woesteling van diens demonen verlost, op vreemd
grondgebied dus, U kent het verhaal wel, van die demonen die toen in de varkens
gingen, en verdronken. Daarna wekte Jezus het dochtertje van Jaïrus op in
Kapernaüm, een stad van de Romeinse keizer.
We lezen verder:
6:1 Hij vertrok
weer en ging naar Zijn vaderstad,
gevolgd door Zijn
leerlingen.
2 Toen de sabbat was aangebroken,
gaf Hij onderricht
in de synagoge, en vele toehoorders waren stomverbaasd en zeiden:
‘Waar haalt Hij
dat allemaal vandaan? Wat is dat voor wijsheid
die Hem gegeven
is? En dan die wonderen
die Zijn handen tot stand
brengen!!!
3 Hij is toch die timmerman,
de zoon
van Maria en de broer van Jakobus en Joses en Judas en Simon?
En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En ze namen aanstoot aan Hem.
4 Jezus zei tegen hen: ‘Nergens
wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad,
onder zijn verwanten en huisgenoten.’
5 Hij kon daar geen enkel
wonder doen, behalve
dat Hij een paar zieken
de handen
oplegde en hen genas.
6 Hij stond verbaasd
over hun ongeloof.
Zalig die het Woord van God
horen en er gehoor aan geven!
Credo
In antwoord op Gods woord willen wij ons geloof belijden door samen te zeggen:
Credo
In antwoord op Gods woord willen wij ons geloof belijden door samen te zeggen:
Wij geloven in God, schepper van hemel en aarde,
van meer dan we kunnen bedenken,
van alles wat is.
Wij geloven dat God van ons houdt,
zoals een Vader en een Moeder,
voor ons wil zorgen, ons beschermt.
Wij geloven dat God mens werd:
Jezus, om ons lot te delen,
om op Zich te nemen
onze zonden, al ons leed.
Om dwars door dood en hel heen
ons thuis te halen in de hemel,
eens... op Zijn tijd.
Wij geloven dat Gods Geest
tot ons spreekt in brood en wijn,
in woord en lied,
in de stilte van ons hart,
om ons op de weg te zetten
naar God en naar de ander,
om zo beeld van God te zijn.
Wij geloven dat mensen-op-weg-naar-God
bij elkaar horen, als de vingers van een
hand,
als de leden van een lichaam,
ongeacht rang of stand, kerk of land.
Wij geloven dat doop en vergeving,
genade en goedheid
ons in eeuwigheid zullen doen leven,
met elkaar en met God.
Amen.
Preek
Genade zij u en vrede
van God onze Vader en van Jezus
Christus, onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve gemeente, familie van Jezus,
gezinsleden en vrienden en vriendinnen van de Heer en van elkaar...
Het zal je toch overkomen:
je hebt een roeping
van God, een opdracht
van je Hemelse Vader, en
het gaat goed, je hebt succes...
nu ja, ten dele.
Die mensen aan de andere kant van het meer waren natuurlijk goïm,
allochtonen, ze behoorden niet bij het volk van God, alleen al die varkens, die
ze fokten!
Wel is het grappig dat die boze geesten in de varkens
trokken, en zo mèt varkens en al in het water omkwamen!
Dat die mensen Jezus
dringend verzochten Zijn heilzaam
werk ergens anders uit te voeren, dat is wel te begrijpen,
ze bekeerden zich immers niet, zelfs niet toen ze zagen hoe hun
landgenoot geheeld en genezen
was! Het ging hun om het geld.
Duidelijk goïm. Geen kinderen van God.
Nee, maar dàn Jaïrus!
Een man van geloof en vertrouwen.
Ook al hoort hij bij de bezetters, hij heeft veel gedaan voor Gods volk. Hij heeft de synagoge laten
herbouwen. Hij is helemaal ingeburgerd, zelfs spreekt zijn gezin Aramees.
Dat is immers de taal waarin de Heer het meisje aanspreekt en opwekt. Thalita kumi!
Meisje, sta op!
Vol goede moed trekt Jezus
verder, het vaderland in, het Beloofde
Land. Het Griekse woord patrida
kan
zowel vaderland als vaderstad betekenen!
Hij gaat naar een synagoge daar.
Is het in Nazareth? We
weten het niet zeker,
het lijkt er op. Laten we er van uitgaan.
Men kent Zijn
reputatie, niet voor niets is de synagoge boordevol. En de mensen krijgen
waar voor hun moeite om te komen.
Jezus leest
de Schrift op een nieuwe manier.
Hij legt
die uit, zoals
nog niemand eerder heeft gedaan, en ze staan perplex.
Dit is Jézus toch! De man
die in hun omgeving heeft gewerkt met Zijn handen, en Zijn moeder, broers en zussen
wonen er nog.
Waar haalt Hij die wijsheid
en die kennis vandaan?
Nu ja, het was altijd wel een vrome jongen, en nu hij de dertig is
gepasseerd, en dus grootvader had kunnen zijn, mag hij
wel een sabbatsjaar nemen om zich
bezig te houden met theologie, maar toch...
Wonderbaarlijk
wat hij allemaal te berde
brengt. En met zo’n overtuigingskracht!
En toch...
Toch klopt het natuurlijk niet.
Daar zit een luchtje aan. Zo denken ze…
Onbekend maakt onbemind, zeggen wij,
maar àl té bekend maakt ook onbemind!
Je kunt je voorstellen dat Jezus
graag al Zijn nieuwe inzichten
met hen heeft willen delen, en misschien hoopte Hij diep in Zijn
hart wel dat híer het nieuwe Rijk
van God zou beginnen.
Hier, in de synagoge, waar het woord van God wordt gelezen en overdacht.
Maar nee. Integendeel! Ze vinden het niet kosjer.
Jezus’ boodschap
is dat het Rijk van God aanstaande is, en dat de mensen zich moeten bekeren,
Hij roept op zó te gaan leven
als daar bij past.
God koning
in hun hele leven!
Daar gaat het om. Voor hen, voor ons.
Teleurgesteld merkt Jezus
hun twijfel, hun afwijzing op. Hij heeft zoveel goeds
te brengen, en ze willen het niet horen!!!
Het slaat Hem lam.
Hij ziet alleen een paar zieken
naar Zich toekomen,
misschien niet zozeer om wat Hij te zeggen
heeft over God, als wel
omdat Hij hun enige hoop
op genezing
is.
Hij legt hen de handen op,
en geneest
hen.
Dat wèl.
Maar Hij is tot diep in Zijn
ziel gewond.
Bitter zegt Hij: “Overal
krijgt een profeet respect, behalve dan in diens eigen streek,
onder zijn verwanten en huisgenoten.”
En van buiten naar binnen, van ver naar dichtbij, is
de pijn dan steeds groter.
We weten allemaal wel dat niemand je zo veel pijn
kan doen als degene die je het meest nabij
staat, die je het meest dierbaar is.
Omgekeerd geldt dat ook, natuurlijk.
Ongemerkt zeg je of doe
je iets waarmee je je liefsten pijn
doet.
Of het gebeurt door wat je juist níet zegt of doet.
Terug naar Jezus! Misschien
heeft Hij, die de Schriften
kénde, dat blijkt uit alles, nu wel even gedacht aan de roeping van de profeet Ezechiël, één van de grote
profeten
in Israël.
We lazen straks hoe Ezechiël door de Geest van God kracht kreeg om als een Man
overeind te staan, zelfs in Gods
nabijheid.
Een Mensenkind,
gewoon een mens, maar ook een mens zoals die door God was bedoeld.
Jezus gebruikt die term Mensenzoon
vaak
voor Zichzelf.
God roept Ezechiël
Zelf, welbewust op, voor een riskante
onderneming. Hij
moet Gods Woord
brengen, naar een volk dat er waarschijnlijk niet van zal willen
weten, maar omdat God genadig
is, geeft Hij ze toch,
telkens weer, een kans.
En al zou het Ezechiël zijn leven
kosten, dan is het nog de moeite waard, ook als er maar één mens
zich omkeert naar God.
“Wees niet bang voor wat ze zeggen
of doen, ook al heb je het gevoel dat je tussen stekels
en distels
loopt, en woont tussen
scorpioenen”.
De Aanwezige vraagt veel,
maar bemoedigt ook.
Hoe vaak hebben wij niet het gevoel dat alles bij onze handen afbreekt,
dat mensen niet willen horen wat we zeggen...? Integendeel zelfs!
Geef je het dan op, of ga je door, zoals Ezechiël, zoals Jezus
Zelf? Sta je op?
En… zijn we genadig als Godzelf,
die tegen Ezechiël, en ongetwijfeld ook tegen Jezus, zegt:
Ik stuur je naar mensen
toe, die het woord volk niet meer verdienen. Ze willen
niet meer bij Mijn volk
horen, net zomin als hun voorouders. Maar toch wil Ik
dat ze weten dat er
een bode
van Mij in hun midden is,
die hun Mijn Woorden spreekt.
Dat is een bewuste keuze van de Heer.
Kunnen wij zo genadig zijn? Mensen telkens weer een nieuwe kans
geven, zoals God die ons
geeft?
Wij weten dat Jezus verder
is gegaan, tot op het kruis. Voor U, voor jou, voor mij.
In het Onze Vader bidden wij: ‘vergeef
ons, zoals wij vergeven (hebben)’.
Onze manier van leven
en denken slaat op ons zelf terug. Dat
moeten we niet vergeten.
Als wij, kerkmensen, erop pochen dat Jezus onze broeder is, en God ook ónze Vader, mogen we wel anders met Hem omgaan dan de mensen in die synagoge,
dan de kennissen, de familie, het gezin, waarin waarin Jezus
ons leven kwam delen!
Als wij willen spreken
over Jezus, en onze relatie
met Hem, en laten we dat
vooral doen,
dat is onze roeping, dan kunnen we dat misschien het beste proberen
op de manier van Paulus.
Hij weet dat er
in de gemeente verhalen rondgaan over hem, over wonderen en
bijzondere gebeurtenissen, maar hij wil daar niets mee te maken hebben,
ook al heeft hij er weet
van.
Ook al is het waar dat
mensen tot in Gods heerlijkheid
zijn gehaald en weer terug gekomen, misschien is er sprake
van een bijna-dood ervaring,
en heel misschien is dat Paulus zelf wel overkomen, wij weten het niet,
God weet het. Waar wij
als gemeente mee te maken hebben is het leven van alle dag, en dat kan lastig
genoeg zijn.
Paulus
laat zijn eigen zwakte zien, en hoe God daarin bemoedigt en handelt.
Hij spreekt daar niet zomaar over zijn zwakte, maar hij doet dat om te laten zien dat Gods
kracht juist daarin nog werken
kan.
Laten we nooit denken dat wij voor God te jong of te oud, te ziek of te moe
zijn, om nuttig te
zijn. Hij werkt juist dàn meer
in ons, omdat wij weten
dat wij het niet zelf doen,
niet zelf bedenken,
niet zelf zeggen.
Dan lopen we niet met ons hoofd in de wolken, maar met onze voeten
op de aarde.
En dat is goed… Zoals Paulus schrijft.
Paulus
had een zwakke plek.
Er is wel gespeculeerd of hij homo was, of dat hij een ernstige ziekte
onder de leden
had... nu ja, er is van alles bedacht.
Maar hijzelf
schrijft bijv. in de eerste brief aan Corinthe (hoofdstuk 2) dat men hem minacht
omdat hij niet vlot van de tongriem
gesneden is.
Hij kan dan wel mooie brieven schrijven, maar hij heeft geen
vlotte babbel, en dat is voor iemand die Gods Woord moet brengen, natuurlijk een ernstige handicap.
Het kan goed zijn dat hij stottert.
Maar hij gaat tóch door.
En er zijn veel bekende mensen met zo’n handicap, stotteren of dyslexie,
die zich er niet door hebben laten weerhouden om in het openbaar
te spreken, of werk
te doen, waarin ze ondanks hun zwakke plek van dienst zijn voor God en mensen.
Daar mogen we diep respect voor hebben!
Maar met Gods hulp
mogen ook wij, ieder op haar of zijn eigen plek, moed vatten om over Gods liefde en genade
te spreken.
Want de Geest
die Ezechiël, toen hij in ontzetting voor Gods
glorie op de grond was gevallen, liet
opstaan, en hem kracht gaf om te doen wat er van Godswege van hem gevraagd werd, de Geest die Jezus
verbond met de Vader,
en Hem de woorden gaf, de kracht gaf tot heil
en genezing, de Geest
die in Hem werkte, díe
Heilige Geest heeft Jezus ook ons gegeven, ons allemaal
bij onze doop, heel deze wereld bij het Pinksterfeest.
Zij is het die ons in alles moed
wil inspreken, die ons juist als wij ons onvermogen, onze zwakte, als verhindering
voelen, een stoot energie
wil geven.
Energeia, het Griekse woord voor energie, letterlijk: inwerking,
wil zeggen dat Zij in ons aan het werk
is.
We hoeven het niet zelf te bedenken en te doen.
We hoeven maar ‘ja’ te zeggen, Haar toe
te staan Haar gang te gaan in ons leven.
Zoals Maria zei: mij geschiede naar Uw
Woord.
En ja, zelfs dan kún je nog het gevoel hebben dat niemand je begrijpt,
dat je voor dovemansoren praat, distels en onkruid in de gemoedelijke tuin
van je leven vindt...
Maar als God in je bezig
is, is het dat alles waard!
Want jij, U en ik zijn stuk voor stuk beminde kinderen van God.
Maar ook: priesters en profeten!
Familie van Jezus. Tot
in alle eeuwigheid!
Amen
Muziek
Zo rijk als wij gezegend zijn met liefde, kennis
van God, en goede gaven,
zó rijk mogen wij tot een zegen
zijn voor anderen.
Nu in de collecte, de komende tijd voor de mensen
om ons heen…
Na het gebed over de gaven zingen wij lied 67a.
Nu de Collecte
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend,
wat wij hebben gekregen, het is alles
uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken,
zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde
en aandacht. Wij geven
die met liefde aan U en anderen.
Wijs ons in dit alles de juiste weg.
Om Jezus’ wil. Amen.
Laten wij zingen: lied 67a Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer,
Halleluja.
Voorbeden:
Laten we danken en bidden:
Dierbare grote God, Aanwezige,
hier en nu,
wij danken U dat U
ons in Uw dienstwerk hebt gewild. Wij danken U,
dat U het werk van zwakke
mensen wilt zegenen, de moeite waard vindt.
Heb geduld met ons, als we niet durven, niet op willen staan, als we liever op
ons veilige plekje blijven zitten. Neem onze zwakheden voor lief, zoals U
die van het Godsvolk deed, zelfs toen ze U verloochenden, en wees ons zo een
voorbeeld voor ons eigen leven. Leer ons geduld met anderen en met onszelf, geef
ons kracht en moed om mens te zijn naar Uw
beeld en gelijkenis.
Een Mensenkind zoals Ezechiël, zoals Jezus, zoals Paulus. Dank U voor hun voorbeeld, en help ons het na te volgen. Laat Uw kracht
in ons wonen en werken. Dat bidden wij U:
Schepper
van Hemel en aarde,
grote Heer, wij danken
U voor deze mooie wereld
waar wij op mogen wonen. Een tuin.
Vergeef ons waar wij die vernietigen, waar wij distels,
brandnetels, plastic en vuil
achterlaten, overal waar wij geweest zijn.
Help ons, om deze
fouten weer goed te
maken, voor zover dat kan. Leid ons in al ons doen en laten door Uw
Heilige Geest, die al voor Uw
eerste scheppingswoord de chaos in bedwang hield.
Leer ons hoe we duurzaam
kunnen leven, wij allemaal, op onze eigen plek, ons, maar ook heel
onze maatschappij, heel deze wereld.
Voordat wij in onze zucht naar genot en gemak deze wereld, deze prachtige
schepping van U
onbewoonbaar maken.
Liefdevolle
Vader in de Hemel,
broederlijke God naast ons, Geestrijke God in
ons, dat U zo begaan
bent met ons, met ons bestaan, wij danken
U.
En wij bidden voor
allen die in nood zijn.
Voor kwetsbare mensenleventjes diep in een grot begraven, omringd
door watervloeden.
En voor de slachtoffers van het water in Japan...
Voor de mensen die hun levens wagen om te trachten hen te redden en hun familie.
Dat bidden wij ook voor de vier of vijf miljoenen in Japan, die door het water
worden bedreigd.
Stop de regens, geef mensen slimme ideeën, wees ook hún Redder en Bevrijder.
Maar er zijn nog vele duizenden mensen in nood, op de vlucht,
ter land en in wankele bootjes op zee, zoekend naar een menswaardig bestaan...
Wij bidden U
voor alle slachtoffers van oorlog en geweld,
hebzucht en egoïsme, natuur en verkeer.
Dat U hun levens
heelt en geneest, waar dat kan.
Vaak begrijpen we niet
waarom U dan niet doet
wat voor U mogelijk
is, als wij worstelen met ziekte
en verlies. Met oorlogsdreiging.
Er is zoveel onbegrijpelijks, dat ons leven overspoelt.
Maar met het vertrouwen
en de moed van Jezus
willen wij enkele momenten in stilte bidden voor allen waar wij ons bij betrokken
voelen, voor de zieken in onze gemeenten,
en in onze levens,
voor allen die leven in eenzaamheid en gemis, in wanhoop
en angst...
Ach, Heilige Geest, verwoord en hoor onze gebeden!
…
Zo bidden wij U:
En
in de Geest van Jezus, die het ons leerde, durven wij U te aanbidden, en U te
vragen met de woorden:
A:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Slotlied 974: 1 - 3
Zegen:
Ga dan heen in de vrede
Gods
die elk verstand te boven gaat.
De Heer zal u zegenen
en bewaren.
De Heer wil uw vreugde
zijn in alle zorg en pijn.
De Heer is u nabij, ja zeer
nabij.
Zo zegent
u
†
de Vader, de Zoon,
de Heilige Geest -
van nu
aan tot in eeuwigheid. Amen.
Lied
947:4