Voor eerdere diensten klik hier:

Zondag  9 na Trinitatis 9 augustus 2020 in de Lutherse kerk te Utrecht
                                   
Organist: Erik Heijerman
Cantor: Piet Jansen van Rosendaal
Lectrix: Joke van den Berg


Voorbereiding
Stilte

Klokgelui

Orgelspel: Pastorale – Charles Wesley (1757-1834)

Afkondigingen

Als gemeente heten wij ook allen die op dit moment, of later, dat is een van de leuke dingen van de corona-tijd, met ons meevieren hartelijk welkom. Hier in de kerk zijn we met weinigen, en we zitten op eerbiedige afstand van elkaar, fysiek, maar niet met het  hart. Daarom zeggen we de schuingedrukte teksten, zingen we zachtjes, of binnensmonds, maar niet minder gemeend.
De Heer hoort ons allemaal, waar en hoe we ook meedoen. Het is de dienst aan Hem.
Daarom:

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer     
die hemel en aarde gemaakt heeft.  
Die trouw houdt tot in eeuwigheid
en niet loslaat het werk van Zijn handen.

Goede God, wij vertrouwen op Uw Woord,
daarom zijn wij hierheen gekomen.
Wij bidden U voor allen die daar toe niet in staat zijn, die wij hier missen.
Heer ontferm U.
Heer ontferm U.

Lieve God, Uw genade is groter dan ons tekortschieten.
Daarop vertrouwen wij, als wij vragen om vergeving,
als wij U vragen om al wat ons aan zorgen en vragen,
aan verdriet en onrust aankleeft, van ons weg te nemen,
opdat wij U in alle vrijheid als Uw kinderen kunnen aanbidden.

Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven.

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Introïtus:
Antifoon voorzang:


Gemeente: Psalm: Gesproken:
God, om Uw naam: wil mij redden,
om Uw heldenmoed: voltrek Uw oordeel!
Want vreemden stonden tegen mij op,
geweldenaars gingen op zoek naar mijn ziel,
geen God hadden zij tegenover zich!
En vrijwillig breng ik u offers,
zal ik Uw naam danken,
Ene, want gij zijt goed!
(Psalm 54: 3, 5, 8 NB)

Nogmaals samen de Antifoon: 



Dienst van het Woord


Kyrië
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld, - die is groot, problemen en angsten groeien ons boven het hoofd, wij staan vaak met lege handen… - onverwacht slaan ziekte en dood met verbijsterende snelheid in…
maar laten wij dan ook Zijn Naam prijzen,
juist omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!



Zondagsgebed
Heer, dank U voor Uw veelkleurige liefde.
Wil ons ook vandaag verrassen door Uw genade en goedheid, die onverwachte vormen heeft, in lezingen en nabijheid, in liefde en trouw, door Jezus Christus, onze Heer, die met U en Uw Geest leeft en regeert, nu en tot in eeuwigheid.

Amen.

Lezing:
uit het Eerste Verbond: Genesis 37: 1 – 4, 12 – 28
Het is stuk een wordingsgeschiedenis van het volk van God, dat nog maar een toekomstig volk in een wankele notedop is. Een familie maar, met nu al kift en onmin onder elkaar… En toch! Jacob, die na de worsteling met de Eeuwige bij de Jabbok, ook Israël (Godsvechter) wordt bij beide namen genoemd!
Want dit is het verhaal van het volk Israël, en niet alleen van de personen, die hierin voorkomen.
Het is een verhaal met de blik op oneindig!

L.: 37: 1 Jakob vestigde zich in Kanaän, het land waar ook zijn vader gewoond had.
2 Dit is de geschiedenis van Jakob en diens nakomelingen.

Jozef, die inmiddels zeventien jaar was, weidde gewoonlijk samen met zijn broers de schapen en geiten; hij hielp de zonen van zijn vaders vrouwen Bilha en Zilpa, en alle praatjes die over zijn broers de ronde deden vertelde hij aan hun vader door.
3 Omdat Israël
(Jacob dus) al oud was toen Jozef werd geboren, hield hij meer van Jozef dan van zijn andere zonen, en hij had een prachtig bovenkleed voor hem laten maken in allerlei kleuren.
4 De broers zagen wel dat hun vader het meest van Jozef hield. Daarom konden ze Jozef niet uitstaan en kon er geen vriendelijk woord voor hem af.
(Dan wordt er verteld hoe Josef, de een na jongste van de 12, had gedroomd dat hij zo belangrijk zou worden, dat zelfs zijn ouders, ja, de hemellichamen voor hem bogen…)
12 Toen Jozefs broers er eens op uit getrokken waren om de
kudden van hun vader bij Sichem te laten grazen,
13 zei Israël tegen Jozef: ‘Zoals je weet, zijn je broers het vee aan het weiden bij Sichem.     
Ga jij eens naar hen toe.’ ‘Goed,’ zei Jozef,
14 en Jakob vervolgde: ‘Ga kijken hoe je broers het maken en hoe het met het
vee staat, en breng mij dan verslag uit.’ Zó stuurde Jakob hem vanuit de Hebronvallei naar Sichem.
15 Toen Jozef daar in het veld ronddwaalde, kwam hij iemand tegen die hem vroeg wie hij zocht.
16 ‘Ik ben op zoek naar mijn broers,’ antwoordde hij. ‘Kunt u me zeggen waar zij het vee aan het weiden zijn?’
17 ‘Ze zijn hier niet meer,’ zei de ander, ‘ik hoorde hen zeggen dat ze naar Dotan wilden.’ Jozef ging zijn broers achterna en trof hen in Dotan aan.

18 Zijn broers zagen hem al van ver, en nog voordat hij hen had bereikt, hadden ze een plan beraamd om hem te doden.
19 ‘Kijk daar eens,’ zeiden ze tegen elkaar, ‘daar komt die meesterdromer aan.
20 Vooruit! Laten we hem vermoorden en hem ergens in een put gooien. We zeggen dat hij door een roofdier is verslonden. Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen uitkomt.’
21 Toen Ruben dat hoorde, wilde hij proberen Jozef te redden. ‘Nee, laten we hem niet om het leven brengen,’ zei hij.
22 ‘Er mag geen bloed vloeien! Gooi hem in die put hier, in deze verlaten
streek, maar breng hem niet om.’ Zo wilde hij Jozef uit hun handen redden en hem ongedeerd naar zijn vader terug laten gaan.

23 Zodra Jozef bij zijn broers was gekomen, trokken ze hem zijn bovenkleed uit, dat mooie veelkleurige gewaad,
24 en gooiden hem in de put; de put was leeg, er stond geen water in.
25 Daarna gingen ze zitten eten.     
Opeens zagen ze een karavaan naderen. Het waren Ismaëlieten die uit de richting van Gilead kwamen en op weg waren naar Egypte.  De kamelen waren beladen met gom, balsem en cistushars[1].
26 Toen zei Juda tegen zijn broers: ‘Wat hebben we eraan om onze broer te vermoorden? Dan moeten we ook de sporen weer zien uit te wissen.
27 Laten we hem aan die Ismaëlieten verkopen in plaats van hem om te brengen; hij is tenslotte onze broer, ons eigen vlees en bloed.’ De anderen stemden hiermee in.
28 Toen er Midjanitische kooplieden uit de karavaan voorbijkwamen, trokken de broers Jozef uit de put en verkochten hem voor twintig stukken zilver, en die Ismaëlieten namen Jozef mee naar Egypte.

Tot hiertoe de eerste lezing.

[1] (Cistushars is een harssoort die erg lekker ruikt. Het is afkomstig van een struik die oorspronkelijk waarschijnlijk groeide in het zuidoosten van Egypte. Cistushars is een handelswaar en wordt onder andere genoemd in Genesis 37:25 en Exodus 30:34.)


(Even voor goed begrip: zo’n handelskaravaan omvat meerdere groepen, van allerlei mensen. Dus in een karavaan die geleid wordt door Ismaëlieten, afstammelingen van de oudoom van Jacob, (van de oudste zoon van Abraham) kan heel goed een groep Arabieren meereizen. Hoe meer mensen, hoe veiliger. En dat betekent dat de Ismaëlieten (toch familie van hen) niet noodzakelijk iets te maken hebben met dit vieze spelletje. De broers pakken er een groep buitenlanders uit, die hen niet kennen.)

V. Het ziet er slecht uit voor Jozef.
Er zal een wonder nodig zijn om hem met zijn vader te herenigen. Voorlopig zal hij geen kletspraatjes meer overbrengen. Hij loopt achter de kamelen aan door het hete zand, vele honderden kilometers, richting Egypte.

Maar wij weten dat er wonderen gebeuren, als God iets wil.

Daarom ons lied:

Gradualelied : 440: 1 en 2

In het hoofdstuk ervoor legt Paulus uit dat wij leven door de Geest van Christus, en dat niets ons van Hem kan scheiden… nee, niets zal ons kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer. Maar dan gaat Paulus verder en schrijft:

1 Omdat ik één ben met Christus spreek ik de waarheid, en mijn geweten, geleid door de Heilige Geest, is mijn getuige dat ik niet lieg:
2 ik ben diepbedroefd en word voortdurend door verdriet gekweld.
3 Omwille van mijn volksgenoten, de broeders en zusters met wie ik mijn afkomst deel, zou ik bijna bidden zelf vervloekt te worden en van Christus gescheiden te zijn;
4 omwille van hen, de Israëlieten, die God als Zijn kinderen heeft aangenomen en aan wie Hij Zijn nabijheid, de Verbonden, de Wet, de tempeldienst en de beloften heeft geschonken;
5 omwille van het volk dat van de aartsvaders afstamt en waaruit Christus is voortgekomen.
(Zucht)
God, die boven alles verheven is, zij geprezen tot in eeuwigheid. Amen.

Wij zingen: Lied 863: 1, 3, 5, 6

Allen gaan staan

Halleluja.
1. Voorzang 640d:


Allen:


Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Mattheüs 14: 22-33

Na de moord op Johannes de Doper, Zijn neef, neemt Jezus de wijk naar eenzame plaatsen. Hij heeft nog veel te doen en te verkondigen, voordat Hij aan de beurt is om te sterven.
Maar ook daar, in de uithoeken van het land, komen de mensen in menigte naar Hem toe. Hij heelt, preekt, en geeft hen wonderbaar te eten.

22 Meteen daarna gelastte Hij de leerlingen in de boot te stappen en alvast vooruit te gaan naar de overkant, Hij zou ook komen nadat Hij de mensen had weggestuurd.
23 Toen Hij hen weggestuurd had, ging Hij de berg op om er in afzondering te bidden. De nacht viel, en Hij was daar helemaal alleen.
24 De boot was intussen al vele stadiën van de vaste wal verwijderd en werd, als gevolg van de tegenwind, door de golven geteisterd.

25 Tegen het einde van de nacht kwam Hij naar hen toe, lopend over het meer.
26 Toen de leerlingen Hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden het uit van angst.
27 Meteen sprak Jezus hen aan: “Moed houden! Ik ben het, wees niet bang!”
28 Petrus antwoordde: ‘Heer, als U het bent, zeg me dan dat ik over het water naar U toe moet komen.’
29 Hij zei: “Kom!” Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe.
30 Maar toen hij zag hoe sterk de wind was, werd hij bang. Hij begon te zinken en schreeuwde het uit: ‘Heer, rèd me!’
31 Meteen strekte Jezus Zijn hand uit, Hij greep hem vast en zei: “Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?”

32 Toen ze in de boot stapten, ging de wind liggen.

33 In de boot bogen de anderen zich voor Hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk Gods Zoon!’
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!


Credo
In antwoord op Gods Woord belijden wij ons geloof samen met de eerste getuigen van Jezus Christus:

Met Johannes de Doper: Zie hier het lam Gods dat de zonden der wereld wegdraagt...
Met Andreas: We hebben de Messias gevonden...
Met Nathanaël: Meester, U bent de Zoon van God, de koning van Israël...
Met de Samaritanen: Wij weten dat Hij werkelijk de redder der wereld is...
Met Petrus: U bent de Christus, de Zoon van de levende God....
Met Martha: U bent de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komt...
Met Thomas: Mijn Heer en Mijn God....
Amen.


Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.

Lieve mensen, zusters en broeders…

Wat kan het leven plotseling, van de ene dag op de andere, volkómen veranderen!

Het éne moment maak je een filmpje van een knallende brand in een vuurwerkfabriek, het volgende moment vlieg je zelf door de lucht, terwijl je huis kapotscheurt door een schokgolf
Zóveel doden en gewonden in Beiroet… onvoorstelbaar!

Of: het éne moment voel je je nog prima, en drie uur later lig je met corona op de intensive care naar adem te snakken. Bizar!

Een boom van een kerel kan naar zijn werk gaan, en geveld worden door een beroerte of een hersenbloeding. Wég carrière…

’s Morgens ga je welgemoed op weg om te kijken hoe het met je broers gaat, of zij en de kudden van je vader in welzijn verkeren, ‘in shalom’ zegt de tekst in het Hebreeuws, en ’s avonds loop je te rillen met gebonden handen achter een kameel, en is het afgelopen met dromen, met een voorkeursbehandeling, met liefde en welzijn
Géén shalom voor Josef! En dat gaat nog jaren duren!

Onze dromen zijn vluchtig, en worden vaak ingehaald door een werkelijkheid die wij zó niet hadden bedacht. Als kind zie je het voor je: dàt en dat en zus en zo… J J J
Piloot, prinses, beroemde muzikant, influencer…
Het leven kan heel anders lopen… dat doet het meestal!

Petrus droomt dat hij een groot gelovige mag zijn. Een tsaddiek, een rechtvaardige. Hij hééft misschien zijn mindere momenten, maar toch…
En kijk, dít is zijn moment!

Tegen het eind van de nacht, als ze allemaal doorweekt zijn en doodmoe, het was slecht weer, wandelt Jezus over het water, alsof het niets is. Het morgengrauwen is nog maar een streepje, laat nog geen details zien, dus ja, het is éng!
Al die
stoere vissers hebben heel hun leven gehoord over monsters in het water, die je zomaar overboord kunnen trekken, over schimmen en spoken, die niet veel goeds voorspellen…
Ze zijn doodsbenauwd. Zwemmen kunnen ze niet, en ze weten van kind af aan dat de zee de meest onheilspellende en de meest onzekere plek is ter wereld. Maar je moet het er mee doen.

Een spookachtige gestalte gaat langs de boot, maar omdat ze zó schreeuwen van de schrik, kijkt Jezus (want Hij ís het) hen aan en roept: Moed houden! Ik ben het, wees niet bang!”

Nu, denkt Petrus. Nu!
En hij roept terug: ‘Heer, als U het echt bent, zeg dan maar dat ik over het water naar U toe kom.’
Jezus zegt: “Kom!” Petrus stapt uit de boot en loopt over het water naar Jezus toe.
Zolang hij helemaal gericht is op Jezus gaat het prima. Hij loopt over het water!
J  Maar…
Op het moment dat hij daaraan denkt, zichzelf ziet in die situatie, ziet hij ook dat de wind giert als een bezetene, en dat die golven erg op en neergaan! Hij is met zichzelf bezig, en niet met Jezus. Daarmee verliest hij de verbinding, en merkt hij dat hij wegzakt. Hélp!!!

Helaas, hij was níet zo’n groot gelovige als hij had gedacht! ‘Heer, help me!’
En Jezus, die hem een hand geeft en overeind hijst, legt de vinger op de zere plek: Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?”

Hij geeft Petrus geen standje, maar Hij vraagt hem, waaróm hij getwijfeld had. Aan Hem.

En dat is een vraag, die Hij ons allemaal regelmatig kan stellen, denk ik.
Een vraag die wij onszelf achteraf ook wel kunnen stellen; maar op het moment dat de paniek toeslaat, zijn we meestal niet zo vroom of zo gelovig als we dromen en denken van onszelf…
Terwijl het wel gaat om de
basis van ons bestaan.

Want ja, het schip van ons leven kan behoorlijk schommelen, we kunnen ons doodschrikken van wat er allemaal langszij komt…
Hoe ga je daar mee om?
‘t Scheepje onder Jezus’ hoede, met de kruisvlag hoog in top dat zongen we vroeger op de zondagsschool…
…neemt als arke der verlossing allen die in nood zijn op.
En dan zongen we stoer:
Al staat de zee ook hol en hoog
en zweept de storm ons voort,
wij hebben ’s Vaders Zoon aan boord
en ‘t veilig strand voor oog

Ja, maar…
Als de nood aan de man en de vrouw komt, dan zijn we vaak wat minder stoer.
En dat vindt de Heer kennelijk niet heel erg.
Hij wordt er niet boos om.
Maar Hij had wel gehoopt dat we Hem intussen wel eens beter zouden kennen
Wij, Petrus, de mensen van Zijn dagen

Ook Paulus had gedroomd
Hij had gedroomd van een Godsvolk overal op aarde. Zoals van oudsher beloofd was.
Met als basis Israël. Juda. Samen.
Want zij waren toch als eersten geroepen, zij hadden de grootste wonderen gezien en gevierd
De uittocht uit Egypte, waar de slaaf Josef door Gods genade was aangesteld als een redder van zijn hele familie én van het volk waar hij twee jaar ten onrechte in de gevangenis had gezeten…
Hij werd in Sichem begraven, heel veel later.
Op de plek waar hij moest zoeken naar vrede, naar welzijn en shalom, die hem door zijn broers niet werd gegund, maar waar zijn gebeente nu al eeuwen in vrede rust.

Dat alles zou, dacht Paulus, toch reden genoeg moeten zijn voor zijn eigen familie en landgenoten om mét hem de vreugde te delen over de Langverwachte, die gekomen was.

Hij is diepbedroefd en word voortdurend door verdriet gekweld. Omwille van zijn volksgenoten, de broeders en zusters met wie hij zijn afkomst deelt, om hén zou hij bijna bidden zelf vervloekt te worden en van Christus gescheiden te zijn; omwille van hen, van de Israëlieten, die God als Zijn kinderen heeft aangenomen en aan wie Hij Zijn nabijheid, de Verbonden, de Wet, de tempeldienst en de beloften heeft geschonken; omwille van het volk dat van de aartsvaders afstamt en waaruit Christus is voortgekomen!!!     
Als je veel van iemand houdt, heb je er veel voor over!
J

We mogen wel aannemen dat Paulus dit met een diepe zucht heeft neergeschreven, en met tranen in de ogen.
En tóch besluit hij met de woorden: God, die boven alles verheven is, zij geprezen tot in eeuwigheid. Amen.

Zo kan het ook.
Omdat Paulus gelooft in Gods goedheid voor alle mensen, ook voor u en jou en mij, omdat hij weet heeft van Gods beloften die zijn uitgekomen, omdat hij wel vertrouwt op Jezus. Omdat hij gelooft dat Jezus zelfs Zijn leven voor ons over heeft gehad, en in en om ons aanwezig wil zijn met Zijn Geest en Haar genadegaven.
Daarom kan hij verder kijken dan het hier en nu, dan de teleurstellingen van het leven, de pijn, het gemis, het verdriet…
Omdat God er óók nog is. Er toe doet.
Omdat Hij ons leven in de hand houdt, nu en nà onze dood. Hij is er bij. Hij is er.
Soms is dat genoeg. Voor mij wel.
God lost niet alle problemen op, maar Hij is er bij, in onze problemen.
Als we Hem aan boord nemen, kan de wind gaan liggen.
Laten wij dàt geloof koesteren, laten we proberen daar steeds meer naar toe te groeien, zodat we meer en meer kunnen zingen:

Christus gaat voor alles uit en alles rust in Hem. Hij ons Hoofd, en wij Zijn lichaam.

De Heilige Geest zingt het ons voor, Zij zingt het in ons, juist als wij vertwijfeld zijn.

Vertrouw maar.   
Amen!



Muziek: Improvisatie over lied 161

Dienst van gaven en gebeden

God heeft ons vele gaven geschonken,
om ons blij te maken, maar ook om ons de gelegenheid te geven anderen blij te maken, door er van te delen.
Normaal zouden we dat hier doen in de collecte. Nu vindt u twee mandjes met bestemming bij de uitgang. Maar vergeet niet dat de collecte hoort bij deze dienst aan God! Voor degenen die thuis deze dienst meemaken, bestaat de mogelijkheid om hun gaven over te maken. Als we geven uit ons hart, zal de Heer dat met genoegen zien!
Na het gebed over de gaven zingen wij: lied 161

 
Collecte 1. voor het werk in de eigen gemeente
2. voor de Voedselbank. Maar de mensen thuis kunnen natuurlijk ook overmaken voor Beiroet op giro555.nl!

Gebed over de gaven

Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, het is alles uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde en aandacht.
Wij geven die met liefde aan U en anderen.
Aanstonds en in de week die voor ons ligt.
Wijs ons in dit alles de juiste weg.
Om Jezus’ wil. 
Amen
.

Lied 161 wordt voorgezongen door de cantor.


Voorbeden

Laten we danken en bidden:

Goede God, dank U wel, dank U voor Uw beloften, Uw Verbonden, Uw Trouw.

Het leven van velen werd deze week diep geschokt door de enorme ravage in Beiroet, door de toenemende coronadreigingen, maar ook door de verwoesting die orkanen en die oorlogen op veel plekken in deze wereld teweeg brengen.

Wij brengen al onze angsten en zorgen bij U, leggen ze bij U neer, en willen ze daar laten.
Help ons om te doen wat wij op onze eigen plek in Uw en onze tijd kúnnen doen.
Laat het ons zien.
Geef ons de energie en de middelen om dàt te doen wat U ons als opdracht geeft.
Open mensen ter plekke de ogen voor wat er daar te doen is…

Wij bidden U: Heer, ontferm U.
Heer, ontferm U.

Liefdevolle Vader in de Hemel, dank U, dat U blijft dromen van mensen die Uw liefde voor de schepping en voor Uw schepselen delen.
Mensen, wier drijfveel liefde is, of ze U nu kennen of niet.
Mensen die dromen van een betere wereld.
Maar wij bidden ook voor hen die leven in een nachtmerrie van honger en kou, geweld en afwijzing voor wie ze in wezen zijn.
We bidden voor kinderen die niets meer te dromen hebben… geef hen Uw licht en warmte, fantasie en nieuwe mogelijkheden…
Wij bidden voor mensen op zoek naar een menswaardig bestaan, mensen die onderweg verdrinken of als slaaf verkocht worden in Noord-Afrika. Wees hen om Josef nabij!
We bidden voor de mensen met wie we ons verbonden voelen, in Hongarije, in ons buurland, in Afrika. En op dit moment speciaal in Libanon

Wij bidden U: Heer, ontferm U.
Heer, ontferm U.

Heer van het Heelal, dank U dat U in Jezus ons leven wilde delen. Dank U dat Uw Heilige Geest in ons bestaan wil luisteren en spreken, ademen, zingen, alles wat wij zelf niet meer weten te formuleren
We zijn zo dankbaar dat we hier samen mogen zijn, en onze gedachten gaan naar de afwezigen, niet hier door vacantie of om angst voor corona, om allerlei omstandigheden
We denken aan de zieken, en aan de ouderen… aan Rob Schinkel en aan…
We denken in de stilte van dit moment ook aan hen die we het meest missen, aan de levenden en aan degenen die – weten we, hopen we, vermoeden we – nu leven in Uw Aanwezigheid…

Stil gebed…

Met Hem die het ons voordeed bidden wij samen:

A: Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
 
Allen gaan staan

Slotlied: 978: 4


Zegen
:
De Heilige van voor alle tijden,
de genadige God, die ons vrijspreekt van zonde,
de liefdevolle Vader, de trouwe Moeder,
de Hulpe naast ons,
de trouwe gids en steun op elk moment,
zegent en behoedt U,
draagt U en zendt U deze wereld in
als koningskinderen met een opdracht.
Ga dan
in de Naam van de Vader
en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen.

Amenlied:978: 1

Orgelspel: Trumpet Voluntary – John Bennett (1735-1784)


Men kon gaan zitten om naar het orgelspel te luisteren, of naar buiten gaan via de uitgang onder het orgel. Daar vindt men de manden voor de collecten. Als het goed weer is hopen we op afstand in de Abraham Dolehof een kopje koffie te kunnen drinken. Deo volente.